In het adembenemende boek Revolusi van David van Reybrouck (hij schrijft net zo vlot als hij spreekt) neemt David de lezer mee naar het Indonesische perspectief op de gebeurtenissen in hun Indonesië van vóór en ná 1945. Op 26 november, de dag dat de officiële start van zijn boek zou beginnen, was ik vroeg in de ochtend in de tuin aan het werk en hoorde op enige afstand ‘kling’ uit mijn tablet. Vriend Paul had de e-book uitgave van Revolusi via de digitale snelweg naar mijn coronavrije tuintje gestuurd. De rest van de dag bleef de bougainvillea ongesnoeid. In alle grote en kleine Nederlandse kranten zijn inmiddels (lovende) recensies verschenen. David is echter niet de eerste Belg die over Indonesië schrijft.
In 1780 kwam in het Zuid-Belgische Dottenijs Leo DuBus ter wereld. Leo, formeel Leonard genaamd, zou van 1825 tot 1830 als commissaris-generaal van Nederlands-Indië op Java werken en vele brieven en zakelijke adviezen aan Koning Willem I schrijven. Leo adviseerde Willem I om de vruchtbare gronden o.a. door het kappen van bossen op Java te gaan exploiteren en ook om de amfioenhandel (opium) winstgevend aan te pakken. De komst van Leo naar Java in 1825 liep parallel met het hevige verzet van Prins Diponegoro en zou later de Java-oorlog (1825-1830) genoemd worden. Diponegoro zou uitgroeien tot een icoon van het antikoloniaal verzet. Diponegoro werd in 1973 ‘Held van Indonesië’.
Er was vanaf 1828 ook gesteggel rond zijn functie, zijn aanstaande Hollandse opvolger Johannes van de Bosch, was in 1828 eveneens aangesteld als gouverneur-generaal. Geïnspireerd door o.a. de adviezen van Leo en in opdracht van Willem I zou Johannes de grondlegger van het ‘Cultuurstelsel’ worden. Ook na de Belgische onafhankelijkheid in 1830 bleven Leo en Willem goede vrienden.
Journalist John Jansen van Galen schreef Fiasco vanuit het Nederlandse perspectief. David schrijft in zijn boek: “' In Nederland moest ik mij honderden keren verantwoorden waarom ik ‘als Belg nog wel’ over Indonesië schreef. ‘Omdat het niet meer van jullie is!’ zei ik dan lachend. Soms wierp ik erachteraan dat België ook onder de Hollandse knoet gezeten had, dat ik ervaringsdeskundige was, enzovoort. Maar wat ik echt bedoelde was dat het op drie na grootste land ter wereld toch iedereen zou moeten boeien? Als we de Founding Fathers van de VS, Mao en Gandhi van belang vinden, waarom dan niet de pioniers van de Indonesische vrijheidsstrijd?
Niet iedereen dacht daar zo over. Toen ik in een weekblad iets over mijn research had verteld, reageerde de PVV (in 2016), de partij van Geert Wilders, gepikeerd op Facebook: ‘Ik denk dat deze idioot eens een boek moet schrijven over Koning Leopold en Belgisch Congo, voordat hij iets roept. Zes jaar eerder had David zijn succesvolle boek Congo geschreven. Linkse Indo’s zeggen dan: Loh Geert branie, hij zo ziélig ja.
In het boek van David valt op dat het vooroorlogse ‘rechts’ (raciale) politieke denken vanuit Nederland de gang van zaken in de koloniën bepaalden. Dat werd na de tweede wereldoorlog niet veel anders. Rechts conservatieven bepaalde opnieuw de politiek. Linkse stemmen werden als ‘socialisten’ en ‘communisten’ weggefloten. Alhoewel er ook uit vooroorlogs Indië liberale geluiden kwamen was ‘rust en en orde’ houden een dagtaak voor het vanuit Nederland gedirigeerde Indisch Gouvernement. En die ‘rust en orde’ moest na de tweede wereldoorlog desnoods met geweld weer hersteld worden.
Nederland had na de oorlog geld nodig voor de wederopbouw. Voorheen was het geld uit Indië een belangrijke inkomstenbron voor de Nederlandse overheid. Hierbij moet ook rekening gehouden met de rijkdommen die particuliere Nederlanders in de koloniën hadden vergaard. De in 1940 naar Engeland gevluchte regering had al een groot plan voorbereid maar er niet op gerekend dat de Indonesische bevolking na honderden jaren bemoeienissen vanuit Nederland en 3.5 jaar bezetting door Japan niet opnieuw bezet wilden worden.
Nooit ben ik in de verleiding gekomen om de oorlog die Nederland vanaf 1945 in Nederlands-Indië voerde als een ‘binnenlandse aangelegenheid’ te zien. Eelco van Kleffens riep dat namens de toenmalige regering wel. Als rechtvaardiging voor de 'Politionele Acties' in Nederlands-Indië. Eelco was minister van Buitenlandse Zaken, van 10 augustus 1939 tot 1 maart 1946. Daarna minister zonder portefeuille voor het ministerie van Buitenlandse Zaken en vertegenwoordigde Nederland tot 1 januari 1947 in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
De toenmalige Nederlandse regering vond dat de op 15 augustus 1945 door de Indonesiërs uitgeroepen onafhankelijkheid een ‘Japans verzinsel’ was. En dat Nederland soevereine rechten over Indië zou hebben. Dus waar bemoeide de Veiligheidsraad in New York zich eigenlijk mee? Voor Van Kleffens was democratie in Nederland vanzelfsprekend, maar dat gold kennelijk niet voor Nederlands-Indië.
Tegen beter in voerde Nederland tussen 1946 en 1950 een peperdure oorlog, de laatste van vijfhonderd oorlogen om Indië onder beheer te krijgen. Tegen beter weten in. Er kwamen hulpgelden voor Nederland uit Amerika. Veel geld. Marshallplan geld wat weg zou vallen als Nederland niet ophield met oorlog voeren in Indonesië. Nederland richtte zich na het afgedwongen verlies van Indië op Amerika. Amerikaans doen werd populair. Amerikaans democratisch denken in het Koninkrijk der Nederlanden dat na 1945 met bijna 2 miljoen vierkante kilometer zou slinken.
Joden die de holocaust hadden overleefd werden net zoals later de Indo’s bij terugkeer in het vaderland uiterst kil ontvangen. Voor veel Indo’s was het tevens de eerste keer in hun leven dat zij kennis maakten met ‘hun vaderland’. Zoals a.s. moeder Julie, zij woog 42 kilo toen zij eind 1946 na haar vlucht uit Indië als 'uitheems Nederlands onderdaan’ in Amsterdam aankwam. Pas eind december 1951 zou zij het Nederlands burgerschap verkrijgen. Voedsel werd na de oorlog via bonnen gedistribueerd. Indisch mensen kregen het dubbel aantal bonnen om aan te kunnen sterken. Moeder werd in winkels en op straat uitgejouwd voor ‘dubbele bonnenvreter’ en moest oprotten naar haar eigen land.
Joodse vrienden van mijn vader mochten bij terugkeer hun eigen huis in de Amsterdamse Rivierenbuurt niet meer in. De nieuwe bewoners stelden dat de toenmalige gemeenteambtenaren (rustig doorwerkend onder de Duitse bezetters) de huizen ‘legaal’ hadden ‘overgenomen’. In die huizen bevonden zich nog vaak hun eigen meubels. De Duitsers hadden immers geëist dat de Joodse bewoners zich alleen met handbagage moesten melden om vervolgens afgevoerd te worden.
Er werd vanaf 1950 in Nederland liever niet meer nagedacht over die ‘rot oorlog tegen de Duitsers’ en ook niet over het dik 350 jaar aanwezig zijn in Nederlands-Indië. Volksschrijver Gerard Reve liet zich indertijd ontvallen dat het enige verschil tussen Nederlanders en Duitsers is dat Nederlanders melk drinken. De algemene stemming in bevrijd Nederland was zoals in Duitsland, waar na de oorlog die Duitsland had gevoerd opeens geen SS’ers en andere Nazi-types te vinden waren. Die waren weer terug in hun vroegere banen zoals rechter, kruidenier, of ‘arbeitnehmer’. Die in Duitsland ‘Otto Normalverbraucher’ worden genoemd of zoals in Nederland Jan Modaal of Kromo in Nederlands-Indië.
De hulpverloofde van Otto heet ‘Lieschen Mueller’. Geert Wilders kwam met de Henk en Ingrid variant en de Indo’s met Joyce en Roy die na hun vlucht uit Indië te horen kregen dat hun Indische diploma’s in Nederland niet erkend werden. Opnieuw stonden de Indo-Europeanen geheel onderaan de sociaal-maatschappelijke ladder. Dat deed pijn.
Na 1950 kwam ‘links’ Nederland steeds vaker aan het woord. Dat werd pas minder na de protesten tegen de oorlog in Vietnam in de jaren ’60 en ’70 en toen het met de economie steeds beter ging en de welvaart door o.a. het in Groningen gevonden gas toenam. In die jaren hoorde men uit de volksmond herhaaldelijk de uitspraak ‘links lullen, rechts zakken vullen’. De linkse idealen uit de jaren ’50 verbleekten met de komst van de kleurentelevisie eind jaren ‘60. Vanaf de jaren ’70 ging het zo goed met Nederland dat je overal subsidie voor kon krijgen. Ook Israël werd in de armen gesloten. Was dat omdat er zo weinig Nederlandse joden uit de kampen waren teruggekeerd?
Met prikkeldraad, gevangenispakken en kampnamen toont deze Amsterdamse praalwagen in 1945 de vervolging die plaatsvond tijdens de Tweede Wereldoorlog. Verwijzingen naar Joods slachtofferschap ontbreken echter. Foto: J.W. Hofman, collectie Stadsarchief Amsterdam
Vanaf omstreeks 2001 werd Nederland opnieuw een forse stap rechtser. Populisten zoals Pim Fortuyn en later Geert Wilders die vindt dat “Nederlanders weer trots moeten worden op hun cultuur” en de jongere generatie rechts-populisten met als leider Thierry Baudet. (Geert en Thierry hebben beiden ‘Indische wortels’) willen met hun even nationalistische partijleden de ‘democratie vernieuwen’. Thierry wil tevens Nederland ‘homeopathisch verdunnen’ en ‘dominant blank’ houden Het zijn oude nationalistische geluiden die naar fascisme ruiken in een nieuw jasje.
Een geur die ik herken uit de oude Indische kranten van 1870 tot 1942. In de Indische kranten tussen pakweg 1934-1939 stonden regelmatig berichten over de antidemocratische Indische Nationaal-Socialistische Beweging die elkaar tijdens hun bijeenkomsten de tent uit zouden vechten. Of elkaar royeerden. Dat zagen wij later bij Fortuyn, Wilders en onlangs bij Baudet. LPV, PVV of FVD avonden waren pas ‘gezellig’ als er minderheden beschuldigd konden worden voor het ‘falende regeerbeleid’ in Nederland. En wat doet links Nederland? Zij stellen zich afwachtend en ‘beschouwend’ op. En als de ongeduldige naar verandering snakkende SP jongeren te hard op de rode tafel slaan dan worden zij door de oudere SP’ers als jonge opstandige communistische infiltranten ‘op afstand gezet’.
Henk Sneevliet legde vanaf 1914 de basis voor de latere communistische partij in Nederlands-Indië. In 1918 werd Henk uitgewezen. Betsy en de kinderen Pim en Pam zouden het jaren zonder Henk moeten doen. De huidige Socialistische Partij in Nederland heeft veel van Henk geleerd.
De Nederlandse nationalisten krijgen ook in de ‘links georiënteerde pers’ relatief vaak kritiekloze aandacht. Juist in een periode dat nationale solidariteit rond de COVID-19 en de klimaatproblematiek hard nodig is. De in Amerika wonende Nederlander en populisme expert Cas Mudde schetst een helder beeld in een interview en schreef net zoals Tsjechisch emigrant en voormalig Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright (geb. Marie Jana Korbelová) een boek waar niet alle politici en populisten blij van zullen worden. Twee boeken die gerust naast Revolusie van David en Indo van Marion gelezen mogen worden.
Bijzonder aan de rechts-populisten is dat zij zich nauwelijks zorgen maken over de wereldwijde klimaatproblematiek. Nederland en Indonesië staan uitermate hoog op de lijst van klimaat vervuilende landen. In plaats van een samenwerkingsplan op basis van ‘eeuwenoude banden’ met Indonesië bood Willem IV in maart 2020 excuses aan voor het Nederlands geweld in voormalig Nederlands-Indië. Excuses uit Nederland? Zit Indonesië daar op te wachten? En hierbij doen alsof Nederland de afgelopen 70 jaar onder heftige schuldgevoelens zou hebben geleden en na ‘voortschrijdend historisch inzicht’ de dader/slachtoffer rol aanneemt.
1870 tot 1942 was een periode waarin een groep van hooguit 20.000 volwassen (ik tel hun vrouwen en kinderen even niet mee) koningshuisgezinde en nationalistisch georiënteerde Europese (Nederlandse burgers) zoals ambtenaren, militairen en reeds genaturaliseerde Indo-Europeanen uit de lagere echelons en particuliere industriële en grondbezitters hun macht uitoefenen over een jaarlijks groeiende bevolking met in 1940 meer dan 70 miljoen ‘inlanders’ in voormalig tropisch Nederland. David van Reybrouck slaagt er op uitmuntende wijze in om de onafhankelijkheid geschiedenis van het jonge Indonesië vanuit het perspectief en de persoonlijke beleving van de Indonesiërs te vertellen door zijn veelvuldige gesprekken met Indonesiërs door hen in geheel Indonesië op te zoeken.
Ook Marion Bloem kent Indonesië heel goed door haar veelvuldige bezoeken. Zij onderzoekt het Indo-Europese perspectief. Zelf tracht ik al jaren onderzoek te doen naar het Hollands-Europese perspectief van mijn zeer Hollandse vader en kijk over de schouder mee van mijn op Java geboren moeder en over de schouders van haar groot- en voorouders. Misschien is het leuk voor David om te weten dat Marion (familie Kouthoofd) en ook ik Belgisch DNA in ons bloed hebben (familie Heyligers).
De in Solo geboren administrateur Casper Deuning (Duitse voorouders), de vader van mijn grootmoeder Charlotte, kreeg bij de heropening van de in 1897 gemoderniseerde Suikerfabriek Tjokro Toeloong bij Boyolali een afstandelijk klam handje van de Hollandse resident uit Solo. In die jaren was een Indo-Europeaan als directeur nog een zeldzaamheid.
In 1965 zou juist in de omgeving van de oude suikerfabriek van Casper en ook rond de suikerfabriek van mijn moeder Julie een begin gemaakt worden met de massamoord op rond 1 miljoen vermeende communisten. Zou deze gruwelijk moordpartij een gevolg kunnen zijn van de ‘ploeg Java om’ brieven van Leo DuBus aan koning Willem I?
Nadat ik de helft van het boek van David had gelezen besloot ik, om niet geheel buiten adem te raken, de middag door te brengen met Marion Bloem, een gewoon Indisch meisje. Opnieuw was het vriend Paul geweest die mij het eBook boek INDO van Marion had gestuurd. Even naar de boekhandel is door de corona-pandemie een hachelijke onderneming. Het boek van David is kennelijk in een sneltrein geschreven. Het boek van Marion komt als een diesellocomotief op gang maar na verloop van tijd werd ik meegenomen in een verbijsterende en goed geschreven verhalen stroom.
Johannes 'Pa' van der Steur pleegvader van 7000 'gemengdbloedige' kinderen.
Als ver achterneefje van Pa heb ik mijzelf er maar bijgeplakt.
Opeens begrijp ik door de verhalen van Marion meer van mijn Indische oma die als laatste dochter in 1896 in Boyolali werd geboren. Al haar zussen (6) hebben blanke (totok) mannen of zeer licht gekleurde Indo-Europese mannen gezocht en getrouwd. Oma ook. Oma was 24 jaar oud toen zij de 19-jarige in Soerabaja geboren blanke Ferdinand vond. Ferdinand was enig kind en zeer beschermd opgevoed. De oudere zus van zijn moeder was getrouwd met de Armeense eigenaar van het luxe Hotel Oranje in Soerabaja. Na de scheiding van tafel en bed zou Johanna van der Steur-Heyligers de moeder van Ferdinand samen met haar zus Charlotte Heyligers die met Lucas Sarkies trouwde voor hun beider zoontjes zorgen.
Charlotte Sarkies-Heyligers wordt in de fotokaart een “Belgium socialite” genoemd. Mijn Belgische tante dus.
Ferdinand zal niet zoals veel blanke jongens in Indië door een inlands meisje of jonge vrouw in de liefde zijn ingewijd. Hij groeide samen met zijn neefje binnen de muren van het chique hotel op. Na de HBS deed hij de tweejarig ‘Suikerschool’ opleiding en vertrok direct na zijn examen en voor het eerst zonder de dominante controle van moeder Johanna naar een Suikerfabriek in Poerworedjo.
Daar vond hij ook de zoete omhelzing van Indo-Europese oma Charlotte. Johanna de moeder van Ferdinand was laaiend en diep geschokt over de amoureuze keuze van Ferdinand. Zij was niet aanwezig bij de geboorte van mijn moeder Julie en daarna ook niet bij het huwelijk van haar zoon met de zo donker getinte Charlotte.
Oma Charlotte met schoonmoeder Johanna. Daaronder vader Ferdinand en de kinderen Boy en Julie.
Indo-Europeanen vormen, een zeg maar etnische tussenlaag, tussen de Indonesiërs en de Hollanders. De kinderen komen voort uit seksuele relaties tussen Indonesische en blanken. De vermenging zette zich voort als deze ‘mestiezen’ of vroeger ook wel gemengdbloedigen genoemd onderling seksueel contact hadden. Of zoals bij de Indo-Europese broers van mijn oma die allen ‘inlandse’ vrouwen trouwden. Mijn vader die de boeken van Charles Darwin had gelezen noemde dat heel gewichtig ‘teeltkeuze’. Behalve Hollanders, woonden er o.a. ook Chinezen, Japanners, Arabieren, Armenen, Belgen, Hongaren, Polen, Zwitsers, Afrikanen en een grote groep Duitsers in Nederlands-Indië. Ook zij maakten zo hun teeltkeuzes. En niet zoals in het preutse Holland alleen binnen het huwelijk en vlug vlug op zaterdagavond.
De blanke bewoners (totoks) waren seksueel véél actiever in Indië dan in hun eigen land. Dat zou volgens medici een gevolg van de langdurige tropische regenbuien zijn (binnen zitten) en het verleidelijke promiscue gedrag van de lokale bevolking zijn. Soldaten woonden met hun ‘Njai’ in de over geheel Indië verspreide kazernes. Maar ook de vele ambtenaren en plantage medewerkers hielden hun gulp niet dicht. Net zoals Multatuli leefde ook Dr. Groneman (en veel andere totok's) met een 14 jarig meisje samen. Het meisje was een cadeautje van de sultan van Jogjakarta en het zou zeer onbeleefd zijn geweest om zo’n bijzonder cadeau te weigeren.Mijn voorzichtige schatting dat er tijdens de koloniale periode meer dan een miljoen ‘gemengdbloedigen’ zijn geboren is vermoedelijk aan de lage kant. Soldaten, matrozen, ambtenaren en planters hadden ook erotische avonturen in de duizenden over Indië verspreide bordelen (schandlokalen) of opwindende contacten met schandknapen die eveneens in geheel Indië makkelijk te vinden waren. Volgend jaar hoop ik twee boeken te publiceren over de weinig bekende en zeer grote invloed van de Japanners en de Duitsers in en rond Nederlands-Indië en vervolgens een spannend en soms opwindend boek over Liefde en Lust in de Indische Archipel.
Niet elk Indo-Europees kind komt aldus van Java of Sumatra. Vanaf 1945 zijn er circa 300.000 Indo-Europeanen waaronder mijn oma, mijn moeder en twee halfbroers naar Nederland gekomen. Circa 50.000 Indo-Europeanen verhuisden (vluchtte) naar o.a. Amerika, Australië of andere landen.
In 1930 schreef gepromoveerd econoom Dr. J.Th. Koks een boek over ‘De Indo’. Zijn boek is van een geheel andere signatuur dan het boek ‘Indo’ van Marion Bloem. Het boek van Koks is zeer de moeite waard om te lezen ondanks het jaren ’30 vorige eeuw taalgebruik. Zijn boek is een pleidooi voor meer begrip van ‘den Inlander’ en acceptatie van ‘den Indo-Europeaan’. De ‘analyse’ van de Indo’s door Dr. van den Burg uit 1882 geeft een aardig idee hoe de wetenschap in die periode over de Indo’s oordeelde.
Bijna 50 jaar later schrijft Dr. Koks in zijn voorwoord -"De wet, dat tegengestelde polen elkaar aantrekken, moge voor individuen gelden (denk aan het feit van de aantrekking van Duitsche meisjes tot krijgsgevangen Negers*; het vreemde kan een sexueelen prikkel geven), zij geldt niet voor alle volken. Wij behoeven slechts om ons heen te zien, om hiervan overtuigd te worden. Doch ook de spreekwijze „birds of one feather flock together" is strikt genomen alleen dan op menschen toepasselijk, wanneer men de geheele menschheid als ,,of one feather" beschouwt".
Naar de Chinese en Arabische bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië is relatief weinig onderzoek gedaan. Wie gaan dat doen?
Nederlands-Indië heeft in de 19de eeuw circa 3000 West-Afrikaanse mannen geworven die als soldaat in de ettelijke ‘conflicten’ met name in Atjeh hebben gediend. De tienduizenden Indo-Afrikaanse kinderen die uit ‘menggeneigdheid’ met inheemse vrouwen zijn voortgesproten leefden in kampongs en het merendeel van deze kinderen zijn na 1942 grotendeels in de Indonesische samenleving opgegaan.
Uit de zeer aan te bevelen boeken van David van Reybrouck en Marion Bloem valt niet op te maken hoe groot of klein de bijdrage van de in Indonesië achtergebleven ‘gemengdbloedigen’ uit de koloniale eeuwen aan het nieuwe Indonesië is geweest. Ben reuze benieuwd welke jonge historici hier onderzoek naar gaan doen.
David sluit zijn boek af met zeer bezorgde opmerkingen over de enorme milieuvervuiling in geheel Indonesië. Nederland zou zich af kunnen vragen of het niet verstandiger is om in plaats van excuses een grote bijdrage te gaan leveren aan oplossingen voor deze vervuiling waarin koloniaal Nederland een zeer grote rol heeft gespeeld.