Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

De vliegende Indo uit Soekaboemi - van de K.L.M. naar de Luftwaffe



Door de wereldwijde COVID-19 pandemie beweegt ook het KLM-kroontje (corona) nauwelijks door de internationale luchten. Ook de bijna 100 jaar oude verbindingen naar Indonesië, ‘ons’ voormalig Nederlands-Indië, zijn nagenoeg gestaakt. Het is niet de eerste keer in de KLM geschiedenis dat het vliegbedrijf vleugellam werd gelegd. In mei 1940 werd door de Duitse bezetters Schiphol gebombardeerd en werd het vliegverkeer naar Indië vanaf Schiphol gestaakt tot 1945. Schiphol kreeg ook een nieuwe naam “Fliegerhorst 561”. Honderden KLM medewerkers kwamen toen ‘thuis te zitten’.



In 2020 zijn er duizenden KLM’ers die noodgedwongen thuis zitten. Sommige KLM’ers besteden hun gedwongen vrije tijd zo goed mogelijk. 

Wat bewoog KLM-vlieger en ‘Indo’, Willem Eduard de Graaff (1908) nadat Nederland door Duitsland werd bezet in mei 1940 om in 1941 in dienst te treden bij de Duitse Luftwaffe? Solliciteren bij de Luftwaffe zal niet zo moeilijk voor hem zijn geweest. Via zijn Nationaal Socialistische Beweging (NSB) lidmaatschap was contacten leggen met Luftwaffe leiders, die niet ver van zijn eigen huis in Amsterdam-Zuid woonden, vlot geregeld. Willem kon na verloop van tijd op het terrein van Fliegerhorst 561 zijn vliegvaardigheid tonen. 








De foto hierboven met het Duitse vliegtuig komt uit het prachtige fotoboek 'Uit de vergetelheid' van de naar Amsterdam gevluchte Annemie en Helmuth Wolff. De ‘gemengdbloedigheid’ van Willem bleek voor de indertijd zo op 100% zuiver Germaans bloed gestelde Duitsers geen bezwaar te zijn. Dat was voorheen in Nederland wel anders geweest. Willem en ook zijn in Salatiga geboren collega Hessel Jan Scholtmeijer (1904) werden tot 1940 zelden op de Amsterdam-Batavia route ingezet omdat met name de vele Engelse passagiers grote bezwaren tegen ‘Eurasian’ piloten zouden hebben. Eurasians, dus ook Indo’s, zouden onbetrouwbare karaktertrekken hebben door hun gemengde afkomst.    

Geboren in 1908 op Java in Soekaboemi vertrokken zijn ouders in 1912 naar Holland. Vanwege de dreigende oorlogsspanningen en het uiteindelijk uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 zullen zijn ouders er voor gekozen hebben niet naar Nederlands-Indië terug te keren. Willem begon als 18-jarige zijn carrière bij de KLM. Als technisch medewerker, om vervolgens van 1930 tot 1933 bij de toenmalige LVA – Lucht Vaart Afdeling die nu de Koninklijke Luchtmacht heet - tot vlieger opgeleid te worden. 



Willem trouwde in 1932 met de acht jaar oudere Reijkje Meijer die al een dochtertje had uit een eerder huwelijk. 



In 1933 trad Eddy (want zo werd hij door vrienden genoemd) weer in dienst van de KLM als eerste officier en zou enige jaren later gezagvoerder worden. In april 1940 wordt de scheiding tussen Willem en Reijkje uitgesproken en twee weken later wordt Schiphol door de Duitse bezetters gebombardeerd en raken de in Nederland woonachtige KLM-vliegers werkeloos. Willem trouwt in 1940 opnieuw, maar ook dit huwelijk is niet gelukkig en Willem is voorjaar 1941 opnieuw vrijgezel en werkeloos. 



In het voorjaar van 1942 treedt Willem de Graaff formeel in dienst van de Luftwaffe en verdwijnt na opheffing van zijn voor het publiek geheime ‘Luftwaffe Kampfgeschwader KG 200’ in de buurt van Berlijn op 26 april 1945 volledig uit het zicht. D.w.z. hij keert niet naar Nederland terug, wetend dat hij zijn Nederlanderschap verloren heeft en woont voor zover bekend de rest van zijn leven in Duitsland, als ‘foute Duitser’. Op het internet wordt ook wel gesuggereerd dat Willem via de ‘Rattenlinie’ naar Argentinië is gevlucht, zoals ook bijvoorbeeld Willem Sassen. Ook de KLM wordt er van verdacht gevluchte Nazi's vervoerd te hebben. 



In een genealogische website wordt vermeld dat Willem de Graaff in 1991 overleden zou zijn. In het weinige materiaal in de archieven en op het internet wordt hier en daar gesuggereerd dat Willem als Indische jongen mogelijk vanwege rassendiscriminatie een beschadigd moreel kompas zou hebben opgelopen. In tegenstelling tot zijn collega, de laconieke Indische KLM gezagvoerder Scholtmeyer, die zich tijdens de tweede wereldoorlog rustig houdt en na de bevrijding in 1945 al weer snel voor de KLM de lucht in gaat. 



Was er echt sprake van ‘rassenonderscheid’ bij de vooroorlogse KLM en de Nederlandse en Indische militaire luchtvaart? Zoek de Indo’s op de foto’s… je ziet vooral blanke gezichten. En wat hadden de oude kranten te melden? Was Willem de in ook zijn KLM tijd voortdurende racistische plagerijen niet vergeten, of was hij vooral een a-politieke vliegfanaat met oogkleppen die zich zelf graag bewees ‘op de bok’ (in de cockpit)?  Tijdens de tweede wereldoorlog waren er een groot aantal 'Indo's' die zeker niet de kant van de Duitsers kozen.      



Lezers van dit blog weten ondertussen dat mijn bloggekrabbel onderdeel uitmaakt van onderzoek naar mijn Indische roots, ik ben een Indo, en hoe ‘anders’ zijn Indo’s dan blanken of Javanen? Mijn bijzondere aandacht gaat uit naar het gedrag van individuen en groepen die onder moeilijke en soms extreme omstandigheden juiste of fatale keuzes maken die hun leven (en eventueel dat van anderen) voor altijd zal veranderen. Mijn onderliggende aandacht gaat uit naar het ‘fenomeen’ morele ontkoppeling, ook wel normvervaging genoemd, en psychotrauma opgelopen door onthechting en/of oorlog. 



Hierbij gaat mijn aandacht ook uit naar de door de tijden heen voortdurend veranderende oordeelsvorming over wat ‘goed’ en ‘fout’ was. En wie bepaalden bijvoorbeeld in 1945 de grenzen tussen goed en fout? Het in 1945 ingestelde Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging? Die de achtergronden van meer dan 300.000 ‘foute Nederlanders’ onderzochten en meer dan 15.000 personen veroordeelden. De zelfde regering die vanaf 1945 een groot leger naar Nederlands-Indië zou sturen om ‘Nederlands-Indië te bevrijden’. Te bevrijden van wie? Pas in 2016 besloot de Tweede Kamer een door de overheid gefinancierd onderzoek te steunen naar het Nederlandse geweld in Indonesië tijdens de periode 1945-1950.



In de komende maanden zal ik regelmatig bloggen over mensen die in Indië hebben gewoond en gewerkt of daar door de economische of oorlog omstandigheden terecht kwamen. Het zijn niet alleen verhalen over Hollanders en Indo’s maar ook over Duitsers en Japanners. Hoe verging het bijvoorbeeld de echtgenotes en kinderen van de meer dan 2500 ‘staatsgevaarlijke’ geïnterneerde Hollandse en Indische NSB’ers en Duitse mannen die vanaf 11 mei 1940 door het Indisch Gouvernement werden geïnterneerd als antwoord op de bezetting van Nederland door de Duitsers in mei 1940?

Veel Hollanders en nog meer Indo’s kwamen ‘innerlijk beschadigd’ en volkomen berooid vanaf 1945 tot 1965 vanuit voormalig Nederlands-Indië naar Nederland. Deze tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) en de uiterst roerige en vaak zeer bedreigende periode 1945-1950 in het voor hun vrijheid vechtende en anti-Hollands en anti-Indo’s Indonesië vluchtelingen werden niet of nauwelijks door de Nederlandse bevolking begrepen (erkend). De elkaar opvolgende regeringen vanaf 1942 tot ver in de jaren ’70 van de vorige eeuw zouden hun handen in onschuld wassen en met name naar ‘Jappenvriend’ Soekarno wijzen de nieuwe en eerste Indonesische president van Indonesië. 



De naar Nederland gevluchte Indo’s zouden zich ‘zwijgend’ integreren. Pas vanaf de jaren ’70 in de vorige eeuw kwamen hun verhalen los. Vanaf die periode laat ook de tweede generatie (geboren vanaf 1945) zich voorzichtig horen Bijvoorbeeld Marion Bloem of Adriaan van Dis. Veel tweede generatie Indo-kinderen blijken geleden te hebben onder de beschadigingen van een of beide ouders. Dat geldt uiteraard niet alleen voor Indo-kinderen, maar ook voor de kinderen van joodse ouders die hun familie hebben verloren of concentratiekampen hebben overleefd. Het geldt eveneens voor kinderen van ‘foute ouders’, ouders die lid waren van de N.S.B in Nederland of Nederlands-Indië. 



Kinderen van een ouder die tijdens de tweede wereldoorlog lid werd van de beruchte Duitse SS-elite (SchutzStaffel). Kijk naar een documentaire uit 2010 waarin Rudy en Maarten Stroink antwoorden trachten te vinden op de vraag waarom hun vader na de oorlog is veroordeeld tot levenslang. Oudere broer Maarten vraagt zich af of hij wel ‘levensrecht’ heeft na bekend te zijn geworden met de SS-achtergrond van zijn vader. De terloopse opmerking van Maarten raakt mij omdat veel tweede generatie kinderen van foute en/of beschadigde ouders geleden hebben onder de ervaringen en gedragingen van hun ouder(s). Maarten (1954) en Rudy (1955) vragen zich tevens af of zij mogelijk ook de nare karaktertrekken van hun vader hebben geërfd. 



Hun vader Gerhard is in 1916 in Indië geboren als zoon van een luitenant die in Atjeh heeft gevochten. Zou vader Gerhard zijn morele onverschilligheid geërfd hebben van zijn vader? Willem de Graaff en Gerhard Stroink waren niet de enige Nederlanders die tussen 1940 en 1945 vrijwillig naar Duitsland vertrokken zij maakten deel uit van een groep van circa 25.000 andere fanatieke Duitsland-liefhebbers. Overigens heeft Nederland gedurende de kolonisatie van Nederlands-Indië honderden oorlogen gevoerd. Over de slachtoffers aldaar werd in Nederland nauwelijks geschreven.




Onlangs werd er een ‘Verborgen verleden’ uitzending uit 2018 met actrice Georgina Verbaan (1979) herhaald. Georgina weet zich geen raad met het haar nauwelijks bekende Indische verleden. Behalve dat zij op school weinig onderwijs heeft gekregen over het roemruchte koloniale verleden werd er in haar familie kennelijk ook weinig over Indië gesproken. De vader van Georgina is even kort in beeld, wat zou zijn verhaal zijn? Opvallend is dat ook de makers van ‘verborgen verleden’ hun Indische geschiedenis huiswerk niet echt serieus hebben gedaan.  

Wij vliegen weer terug naar Indië en duiken in de (voortreffelijke) nationale oude krantenbak:  31 mei 1939 Algemeen Handelsblad voor Nederlandsch-Indië - Collum: EVEN AANDIKKEN

De Kans. 

Het is nog niet zoo lang geleden, dat wij in dit blad wezen op het succes, dat de Marine kon boeken met de Indische jongens, die hun opleiding in Holland ge nieten. Wij konden aan de ervaring te Vlissingen opgedaan, de opmerking vast knoopen, dat de Indische jongen wel wil, als men hem de kans maar geeft. En het gaat dan voornamelijk om dat „als”.... Welnu die kans wordt den Indischen jongen veelal onthouden. Een zeer sprekend voorbeeld wordt gegeven door de Ind. Crt.” waaraan wij het volgende ontlenen. „Weet u, dat de K. L. M. geen „Indische jongens" in haar dienst wil hebben?” Aldus de ons dezer dagen door een bevriende relatie gedane vraag, waarop wij een ontkennend antwoord gaven. En wij kregen toen het volgend verhaal te hooren. Deze relatie is een „volbloed” Nederlander, hier getrouwd met een Indo-Europeesche vrouw. Een zoon, die het einddiploma H. B. S.-5b. behaalde, is een vlieg-enthousiast. Nam les bij een vliegclub en behaalde zijn vliegbrevet. 



De jongeman ging naar Nederland, wilde zich laten inschrijven voor de Kweekschool voor de Zeevaart, waar ook voor „de luchtvaart” wordt opgeleid. Uit dien hoofde heeft in de commissie, die over de toelating van kandidaten beslist, de heer Aler van de K. L. M. zitting. Toen deze heer hoorde, dat het de bedoeling van den jongeman was, den luchtvaartcursus te volgen, verklaarde hij: „O, jij bent een Indische jongen, die nemen wij hier n i e t”. De stem van den heer Aler bleek doorslaggevend: de jongeman kon naar huis gaan. 



Zijn vader, die van het geval uiteraard op de hoogte werd gesteld, liet het er niet bij. Hij pleegde overleg met den gedelegeerde in Holland van de Onderwijs en Studiekas. Deze stelde zich in verbinding met de betrokken departementale instantie in Den Haag. Het resultaat was, dat de jongeman wel tot de bedoelde cursus toegelaten werd. Reeds na veertien dagen werd hem echter aangezegd, dat hij den cursus maar weer verlaten moest. Als reden werd opgegeven, dat hij te veel technische fouten bij het vliegen maakte en, met de vliegerij voortgaande, een gevaar voor zich zelf zou worden! De jongeman gaf echter den moed niet op. Hij meldde zich op Iepenburg en daar slaagde hij erin binnen bekwamen tijd het Hollandsch brevet te halen, terwijl hij al er weer een stapje verder gegaan is, want hij oefent zich nu in het stunt vliegen. 



Tot zoo ver de ervaringen van dezen „Indischen jongen”, die er nu eenmaal zijn zinnen op gezet hebbend een bekwaam vlieger te worden, blijk geeft van dapper te kunnen volhouden niet alleen, doch die ook de bewijzen van zijn goede capaciteiten heeft geleverd. Hij zal te eniger tijd zijn ideaal dan ook wel bereiken! 

Wat echter te zeggen van de houding van de K.L.M. onze nationale luchtvaartmaatschappij, welker leiding zóó demonstratief blijk geeft van rasvooroordeel? Die geen Nederlanders in haar dienst wil hebben, die hier, in Indië, geboren zijn? Zij kome bij ons niet aan, met het beweren, als zou het bovenstaand relaas niet juist zijn. In dat geval kunnen wij eenig bewijsmateriaal produceren! 



Het is tegen dit ‘rassenonderscheid', dat wij fel ten strijde trekken, niet alleen waar het onzen vliegdienst betreft, doch óók, waar het om andere bedrijven gaat. Immers er is een tekort aan burgerpiloten; een tekort, dat zeer duidelijk naar voren trad, toen de Nederlandsche regering tot de mobilisatie der K.L.M.-vliegers overging. Want toen werden de lijnen niet ingekrompen, doch wèl ontsloeg men de piloten, omdat zij anders salaris zouden incasseren voor nietsdoen!

Tenminste zóó beschouwde de K.L.M. den mobilisatietijd. Wel, wij beschouwen het militair dienen in tijden van spanning in het geheel niet als nietsdoen; wij beschouwen dit als een nationale zaak en dit moet een nationale luchtvaartmaatschappij ook kunnen zien. Doet zij dit niet, dan verdient zij de verachting van ons allen. 



En thans weert diezelfde nationale luchtvaartmaatschappij den Indischen jongen, 'die zich buiten vele bedrijven en takken van dienst geweerd ziet. Alleen maar, omdat hij een Indische jongen is en de nationale luchtvaart rekening te houden heeft met internationale verhoudingen. Maar verdwijnt dan niet dat mooie predicaat „nationaal”! Wij juichen het toe, dat de jongeman doorgezet heeft en thans zijn brevet behaalde. Hierdoor toch heeft ook hij weer bewezen, dat de Indische jongen iets kan bereiken, als men hem de kans geeft. Welnu voor die „kans” zal Indië blijven strijden, ondanks de vernederende houding van velen in hét Moederland!


Algemeen Handelsblad voor Nederlands-Indië - 20 juni 1939 - K. L. M, en Indische Jongen. 


"Men herinnert zich het geval Aler der K. L. M., het geval, dat vooral in Indië veel stof heeft doen opwaaien, omdat daar uit geconcludeerd moest worden, ondanks tegenspraak van zekere zijde, dat de Indische jongen bij de K. L. M. niet welkom was. Onze medewerker in Nederland heeft de heer Aler terzake om nadere inlichtingen gevraagd, waarop deze antwoordde, dat hij den Indischen jongens wel mag. Tot zoover de heer Aler. Het feit, dat hij „Indische jongens” wel „mag”, houdt geenszins een ontkenning in van de uitspraak, welke van hem zou emaneeren dat men geen Indische jongens neemt”. 

Het interesseert ons maar matig of de heer Aler Indische jongens mag of niet. Waar het om gaat is, of de Indische jongen in Holland bij de vliegersopleiding een normale kans krijgt. Uit het gebeurde met den jongeman P. meenen wij te mogen afleiden, dat dit niet het geval is. Van den heer Aler wenschen wij niets anders dan een antwoord op de vraag of hij inderdaad gezegd heeft, dat men te Amsterdam geen Indische jongens neemt. Meer niet. Ook niet minder. Dit antwoord heeft de heer Aler niet gegeven. 

Nu het antwoord van de directie der K. L. M. De secretaris van de directie der K. L. M., de heer Mr. Slotemaker, ontkende heftig, dat er bij de K. L. M. een anti Indo-tendens zou bestaan. Hij wees er op dat men, van verschillende jaren stammend, twee Indo-vliegers in dienst heeft, de heeren W. E. de Graaff en H. J. Scholtmeyer. 



Toegegeven kon worden dat ze weinig op de Indië-lijn dienst doen, en hierbij is uiteraard sprake van de welbekende opvattingen der Engelschen, die nu eenmaal een groot contingent uitmaken onder de passagiers op dit traject. Het geval-P. (de hiervoor bedoelde jongeman) mocht zeer bepaald niet als een aanwijzing worden opgevat dat men terzake andere denkbeelden was gaan koesteren, dit werd met den meesten nadruk verzekerd. De heer Slotemaker, die hier namens de directie der K. L. M. sprak, heeft het ook niet nodig gevonden om antwoord te geven op de vraag of een der hoogere functionarissen zijner maatschappij zich heeft uitgelaten in den geest als hiervoor werd aangegeven. Dat betreuren wij.


Wij namen verder kennis van zijn mededeeling, dat er bij de K. L. M. geen anti-Indo tendens bestaat. De heer Slotemaker voegde daaraan echter toe, dat de twee “Indische jongens”, die reeds jaren als piloot bij de K. L. M. werkzaam zijn, minder geschikt worden geacht om op de Indië-lijn dienst te doen, omdat de Engelsche passagiers nu eenmaal bepaalde op vattingen huldigen met betrekking tot niet zuivere blanken.

China had inmiddels ook een DC3 en wisten er 40 passagiers in de cabine te proppen. De KLM vervoerde 18 personen in hun cabine.


De oude krant uit 1939 schrijft verder: 


De Personeels Politiek. 

De woordvoerder van de K.L.M. geeft dus hier toe, dat de Indische jongen als piloot niet op dezelfde lijn gesteld wordt als de Hollandsche bestuurder en dit, omdat de directie bang is, dat de Engelsche passagiers geen vertrouwen heeft in of het niet aangenaam vindt te reizen met een Indischen jongen. Als er nu straks op een andere lijn wat veel Duitschers reizen zijn daar natuurlijk ook Joodsche piloten uitgeschakeld. Nog een stapje verder en de K. L. M. gaat adverteren: alleen rein-Arische Piloten ….. 



De heeren van de K. L. M., die meenen met hun verklaring: de Indische jongens alleen maar een beetje ongeschikt te vinden voor de Holland—Indië-lijn, Indië een heel eind tevreden te kunnen stellen dienen te weten, dat Indië deze verklaring van den secretaris der K. L. M.-directie beschouwt als een bevestiging van het vermoeden, dat de K.L.M. een rassenonderscheid maakt. 



De K. L. M. heeft als particuliere maatschappij ongetwijfeld het recht de personeelspolitiek te voeren, welke haar goed dunkt. Het staat der directie volkomen vrij het personeel aan te nemen, dat haar het beste bevalt. Maar daar staat dan direct tegenover, dat het de regering veroorloofd is hare subsidies te onthouden aan maatschappijen, die in dezen tijd een duidelijk onderscheid maken tusschen Hollandsche en Indische piloten en dat uitsluitend op overwegingen van raciale aard. In ieder geval weet men thans in Indië wat men aan de K. L. M. heeft, althans het niet „volbloed” deel der Europeesche bevolking weet het.



Tweede klasse. Op een andere wijze laat zich de verklaring van den heer Slotemaker niet uitleggen. Dat de denkbeelden, die de heer Slotemaker koestert over de opvattingen der Engelschen bewijzen, dat deze woordvoerder der K.L.M. heel weinig op de hoogte is van de wijzigingen, die zich juist de laatste jaren in de houding der Britten in de koloniën tegenover de Eurasians heeft voltrokken, is een bijkomstigheid. Maar wat een woordvoerders heeft de K.L.M. ? Eerst Aler. Nu Slotemaker.

 

De hierboven weergegeven krantenartikelen zal Willem de Graaff zeker gelezen hebben. Nog in januari 1940 valt in de krant te lezen dat Willem die al jaren gezagvoerder was als ‘tweede bestuurder’ vanaf Napels naar Nederlands-Indië zal vliegen. 



Of Willem de Graaff daadwerkelijk naar Zuid-Amerika is gevlucht is volstrekt onzeker (wie gaat deze kwestie eens diepgaand onderzoeken?). Hij moet beseft hebben dat hij aan tientallen verschrikkelijke ondernemingen deel heeft genomen.


Of Willem tijdens de oorlog Duitser is geworden en met aangepaste naam ergens in Duitsland is gaan wonen is niet duidelijk. Het Duitse volk en mogelijk ook Willem, hebben in grote getale en met gemengde gevoelens de eerste naoorlogse Duitse filmproductie gezien. Opgenomen in het door Rusland beheerde deel van Duitsland. Zou Willem zich schuldig hebben gevoeld over zijn keuze om voor Duitsland te gaan vliegen? 


 Zaterdag 23 april 1949 recensie in de De Volkskrant „Ich bin unschuldig” - "Moedige Duitse film beschuldigt het gehele Duitse volk" 


„DE MOORDENAARS ZIJN ONDER ONS”

Een merkwaardige samenloop van omstandigheden, dat alle rumoer om de grenscorrecties samenvalt met de Nederlandse première van de eerste Duitse film na de bevrijding: „Die Mörder slnd unter uns", waarin de filmkunstenaar Wolfgang Staudte het Duitse volk in z’n geheel z’n gemeenschappelijke schuld aan de in de oorlog begane misdaden in het gezicht slingert. Men zou kunnen zeggen, dat de Duitse reacties op de grenscorrecties voortkomen uit een toestand, zoals die werkelijk is en dat Wolfgang Staudte met zijn film als een eenzame in de woestijn roept hoe deze zou moeten zijn. Die woestijn, dat is dat barre rijk van troosteloze ruïnes, waarin mensen als onwerkelijke schimmen ronddolen: het Duitsland van nu, slechts enkele uren sporens van ons al met al toch nog al behaaglijk burgerdom. Wolfgang Staudte behoefde geen decors te zoeken voor zijn film. Indrukwekkender coulissen dan de dode, verbrokkelde overblijfselen van een wereldstad had hij nauwelijks kunnen vinden.



In de wijze waarop hij deze wanstaltige herinneringen aan een normaal menselijk bestaan voor zichzelf laat spreken, toont hij zich een uiterst gevoelig filmkunstenaar. Na de wapenstilstand keren overbeladen treinen terug naar de ruïnes. Allerlei mensen komen terug naar de stad, mét de wil om te leven en zonder de wil om te leven. Wat hopen zij er te vinden, wat zullen zij er vinden? De film houdt zich in het bijzonder met drie mensen bezig. Een uit een concentratiekamp ontslagen meisje is het eerste door lijden getekende gezicht, dat de camera uit de massa ‘Heimkehr’ vastgrijpt. 



Het is in haar ontredderde woning, waar we een zonderlinge, drankzuchtige ex-officier aantreffen, in wiens geschokte brein de oorlog nog voortduurt. Met veel geduld komt het meisje achter het probleem van deze man. Tijdens de veldtocht in Polen was hij medeplichtig aan een oorlogsmisdaad: het uitmoorden van een dorp met vrouwen en kinderen. Hoewel een superieur het bevel gaf en hij zelf als chirurg geen schot heeft hoeven lossen, voelt deze man zijn te zwak protest achteraf als medeverantwoordelijkheid en groeit in hem het besef dat ook deze misdaad moet worden uitgeboet. Wanneer hij dan zijn superieur weer ontmoet in de gedaante van een in een aureool van gemoedelijke burgerlijkheid levende pater familias die met zijn uniform ook zijn bestialiteiten heeft afgelegd, rijpt langzaam bij hem het plan deze eens zo koudbloedige moordenaar van vrouwen en kinderen uit de weg te ruimen. 



De eerste keer dat hij op een eenzame plek in het puin zijn plan wil volvoeren, wordt hij gestoord door een wanhopige vrouw, die een dokter zoekt voor haar ziek kind. Een door hem geïmproviseerde keeloperatie brengt hem in een zenuwcrisis, maar daarvan hersteld zoekt hij toch de vroegere Hauptmann weer op. Deze heeft bij gelegenheid van Kerstavond juist een schijnheilige toespraak gehouden tot zijn personeel en tegen een muur in het nauw gebracht, klein in de steeds groter wordende schaduw van de dokter, roept hij het bekende Duitse adagio: ”Ik ben onschuldig". 



Hij ontkomt aan zijn straf doordat het meisje tussenbeide komt met een beroep op het recht, dat men niet in eigen handen mag nemen en op de plicht de moordenaars onder ons aan te klagen". Maar het adagio werkt door en wordt via een indrukwekkende montage overgenomen door twee verkommerde Duitse krijgsgevangenen, zoals we K. na de nederlaag langs de wegen van Europa hebben zien strompelen, klinkt ten slotte boven de onafzienbare rijen oorlogsgraven van gevallen Duitsers. “Ik ben onschuldig"! 



Het wordt tot een vreselijke zelfbeschuldiging, welke zelfs de op het veld van eer gevallenen doet delen in de schande. Zo luidt Wolfgang Staudte's moedig betoog, dat ons met afgrijzen doet realiseren, dat in het huidige Duitsland vele gemoedelijke vaders leven, die in de oorlog een uniform droegen, dat tot een symbool werd van terreur en misdaad. Hij onderstreepte zijn betoog met een geïnspireerde beeldenstroom vol rhythmische bewogenheid, waarin bijna elke camera-instelling iets geeft van de filmische essentie van dit wanhopige en ernstige verhaal. 

B. J. BERTINA.

 

Aldus de legendarische katholieke filmcriticus Bob Bertina. Ook Bertina was geïnteresseerd in het fenomeen en de gevolgen van morele ontkoppeling (normvervaging). Bertina laat het oordeel aan de a.s. kijker over. Net zoals ik tijdens het schrijven van dit artikel getracht heb om mij in te leven in de ‘denk en doe’ wereld van Willem de Graaff. Na de bevrijding van Nederland werd er een grote groep Nederlanders actief die graag grote delen van Duitsland wilde koloniseren. Uiteraard zonder Duitsers. 








Voor veel Indo’s van alle generaties zal de naar racisme riekende ‘draaikonterij’ van de toenmalige KLM directie zeer herkenbaar zijn. De integratie van de Indo-Europeanen in Nederlands-Indië kent een lange en vaak tragische geschiedenis. In Indië zijn honderdduizenden kinderen geboren uit seksuele relaties met ‘blanken’. Er bevonden zich tientalen weeshuizen met geselecteerde halfbloedjes.




Velen hebben het felbegeerde Nederlanderschap niet gehaald en zijn met inlandse namen in de kampongs verdwenen. De kinderen die het via rechtschapen Hollandse vaders wel hebben gehaald door hen te erkennen, zijn even zo vaak in moeilijke omstandigheden opgegroeid. Want je was immers een ‘halfbloed’ en zou dus nooit een 100% blanke of totok worden. Mijn verre oom Pa van der Steur heeft tijdens zijn werkzame leven 50 jaar lang bijna 7000 'Steurtjes' opgevangen. Alleen bij hem waren alle gezindten en kleurtjes welkom. Op de foto hieronder heb ik mijzelf er aan de rechterkant bij geplakt. Iedereen kan het zien, ik pas er zo tussen.


De ook wel in Nederland zeer bekende journalist en auteur Willem Walraven (Dirksland 1887 – Banjoewangi kamp 1943) die sinds 1915 in Indië woont en getrouwd is met zijn geliefde Inlandse Itih (waar hij negen Indo-Europese kinderen mee kreeg). Schreef in 1941 als volgt:

“Ik zou niet weten, wat ik eigenlijk aan ‘literatuur’ zou moeten voortbrengen over Indië anders dan ‘in mineur’ gesteld. Ik ben niet meer naïef genoeg tegenover Indië om het ‘mooi’ te kunnen beschrijven. Ik heb ook niet veel ‘moois’ gevonden in dit land, als ik het goed naga.

En wie mij met aandacht wil lezen, kan ook ontdekken, dat er zijden aan ‘dit land’ zijn, die ik mooi vind, maar ik vind er ook veel bespottelijks en treurigs in.

Ik zou niet als Szekely-Lulofs (Hongaars-Nederlandse schrijfster), gesprekken en situaties kunnen weergeven van Europeanen in Indië, want ik heb eigenlijk nooit Europeanen gezocht, behalve enkele vrienden, die altijd weer weggingen, terwijl ik achterbleef op de kade. Ze interesseren mij ook niet. Meer interesseren mij de Inlanders, maar vrolijk is dat niet. Democraten zijn ze niet, wel autocraten. Ze zijn innerlijk trots en toch gewoonlijk onbeduidend. Zij begaan een moord of een echtscheiding om een wissewasje, zij nemen ontslag om een wissewasje. I have no patience with them. 



Zij aanbidden de opgaande zon. Maar ik hoop voor hen, dat nog lang een Westersche natie hier regeert, in de geest als wij hier de laatste 40 jaar hebben gedaan. Ik hoop voor hen, dat zij altijd een zuiver Westersche rechtspraak mogen behouden. Ik hoop, dat zij behoed worden voor dictators. Ik zie hen met een oog van meelij, maar ook als zeer dwaze, tamelijk verwaande, kinderachtige lieden, voor ’t merendeel dan. Ik meesmuil bij hun verlangen naar zelfregering, bij hun ‘Indonesia’, zelfs bij hun zich ‘Indonesiër’ noemen. Zeer hol, maar vooral vijandig tegen ons, terwijl velen van ons hier volstrekt niet bevoorrecht, of gelukkiger zijn dan zij. 



Ik ken den Inlander wel, en ik heb veel over hem nagedacht, ook over den Indo-Europeaan. Ik leef met hen dagelijks, nietwaar? Het is nutteloos het te verbloemen, maar ik houd niet van hen, en ik meesmuil over ‘toenadering’. 



Ik houd vooral niet van den Indo-Europeaan, wien ik eigenlijk vooral kwalijk neem, dat hij, als een snob, iets wil schijnen wat hij niet is, en nooit kan worden, en dat hij slechts te beoordeelen is, nadat men zijn houding jegens den Inlander heeft geobserveerd. Dat valt dan meestal in zijn nadeel uit. Misschien vergis ik mij, maar ik heb een groote wens, n.l. dat er nog eens een tijd mag komen, waarin ik voorgoed afscheid kan nemen van deze menschen en hen nooit meer zien. Ik heb genoeg van hen, volkomen genoeg. 



Ik ben hier gekomen zonder vooroordelen en zonder rassenhaat, getuige mijn huwelijk na drie jaar, maar ik ben nu, na meer dan 25 jaar, niet meer zoo, 25 jaar is heel lang. Ik vind het ongeveer 24 jaar te lang."

Aldus de in Dirksland-Zeeland geboren Willem Walraven

Ten leste: De emancipatie in de cockpit van de K.L.M. werd in 1978 in de Nederlandse kranten juichend ontvangen.


  

 Hieronder enige 'bron' links

 

 

https://de.wikipedia.org/wiki/Flugplatz_Eberswalde_Finow

 

 

https://de.wikipedia.org/wiki/Kampfgeschwader_200

 

https://ilibrariana.wordpress.com/2017/10/23/3-luchtvaartpioniers-g-j-te-roller-r-e-hulsebos-f-e-van-der-geest/

 

 

Het land van Stroink

https://www.vpro.nl/speel~VPRO_1140237~het-land-van-stroink-holland-doc~.html

 

 

http://hanneketinorcenti.nl/boekhouders-van-de-holocaust/

 

 

https://www.trouw.nl/binnenland/toen-stond-de-duitser-weer-voor-de-deur-ist-dein-vater