Behalve de suikerindustrie op Java waar veel familieleden in Indië werkzaam waren is er ook de vermenging met inlands bloed en het koloniaal racisme wat van grote invloed is geweest op de levens van de nakomelingen van Casper Frederik Deuning die als vierde generatie Deuning in Indië in 1842 in Soerakarta is geboren. Zijn jongste dochter was Charlotte de moeder van Julie. Charlotte werd geboren in het toen nog zeer landelijk gelegen Bojolali niet ver van Soerakarta (Solo). De dochter van Charlote heet Julie en is in 1920 geboren in de kraamkamer van het kleine ziekenhuis op het bedrijfsterrein van suikerfabriek Poerworedjo.
Daar begon mijn denkbeeldige reis door verleden van Julie. De fabriek zou later een stationnetje krijgen. Jenar, genoemd naar de fabriek. Stasion Jenar heet het nu. Het stationnetje bevindt zich op minder dan twaalf kilometer van het stadje Poerworedjo wat nu Purworejo heet. Als ik mij omdraai zie ik in de verte de oude fabriek aan het einde van de brede weg.
De Nederlandse taal is met het vertrek van de Nederlanders uit Indië vanaf 1949 langzaam verdwenen. Er moest een nieuwe nationale taal komen. Het Maleis wat mijn moeder naast de Hollandse taal leerde was maar één van de vele talen en dialecten die er Indië werd gesproken. Julie groeide op in een wereld waar de verschillende talen in haar oren als één taal geklonken zullen hebben.
Julie heeft maar kort op de suikerfabriek gewoond. Lang ben ik daar niet gebleven toen ik mijn reis in 2011 begon. Het werd een lange reis over Java langs veel suikerfabrieken en andere bijzonder plekken. Een reis die, hoe kan het ook anders ook terug ging in de tijd van vóór Julie's geboorte.
In oktober 1946 vertrok Julie naar Nederland en verliet noodgedwongen maar opgelucht de haven van Tandjong Priok. "pour prendre congé" zou Julie voor haar vertrek in de krant laten zetten. Congé? Zou ze dan terug gaan keren? Was het afscheid van Indië maar voor korte tijd? Julie werd Jill genoemd in Indië. Zij had enige maanden voor haar vertrek te horen gekregen dat zij weduwe was geworden van William Dobson. Einde verhaal, uithuilen en opnieuw beginnen? Zo eenvoudig bleek haar verhaal niet te zijn.
Het Ochtenblad (Batavia 24-10-1946)
Een Hollander heb ik mijzelf nooit gevoeld en ook geen Indo of Duitser. Maar wat ben ik dan wel? Wat zit er voor erfelijks in mijn bloed? Die tobberigheid zal mijn Duitse DNA wel zijn wat verweven blijkt te zijn met Perzisch bloed van lang geleden. Bloed wat na honderden jaren van rondtrekken door Russische landen via Polen naar Duitsland kwam en in Wesuwe, Xanten, Haren en Meppen voor een paar generaties tot rust zou komen. Uit die streek komt de grootvader van mijn vader's kant. Of zit die tobberige melancholie juist in mijn Javaanse bloeddeeltjes. En wat wordt je eigenlijk voor mens als die Javaanse deeltjes gemengd worden met Europees bloed. Een Euro-Indo of Euroindo? Die laatste klinkt eigenlijk al weer lekkerder.
Er waren al eeuwen eerder Deymann’s naar Nederland gekomen met familiebanden in Duitsland en nog verder in handelssteden aan de zijderoute. De duidelijkste sporen van de familie van mijn vaders kant beginnen via de oude kerkregisters in Meppen. De wijnhandel in Meppen van de twee broers Deymann draaide goed en er werd veel handel vervoerd via 'de turfroute' over het water dus. Het werd tijd voor een tweede filiaal in Groningen. Andere neven gingen in België wonen om daar likeur te gaan maken. Rond 1870 nam mijn Duitse overgrootvader Heinrich een koets vanuit het Duitse Meppen-Haren en dan de grens over om via Ter Apel vervolgens per trekschuit naar Groningen te reizen en daar het tweede filiaal te openen.
Daar begon mijn denkbeeldige reis door verleden van Julie. De fabriek zou later een stationnetje krijgen. Jenar, genoemd naar de fabriek. Stasion Jenar heet het nu. Het stationnetje bevindt zich op minder dan twaalf kilometer van het stadje Poerworedjo wat nu Purworejo heet. Als ik mij omdraai zie ik in de verte de oude fabriek aan het einde van de brede weg.
Julie heeft maar kort op de suikerfabriek gewoond. Lang ben ik daar niet gebleven toen ik mijn reis in 2011 begon. Het werd een lange reis over Java langs veel suikerfabrieken en andere bijzonder plekken. Een reis die, hoe kan het ook anders ook terug ging in de tijd van vóór Julie's geboorte.
In oktober 1946 vertrok Julie naar Nederland en verliet noodgedwongen maar opgelucht de haven van Tandjong Priok. "pour prendre congé" zou Julie voor haar vertrek in de krant laten zetten. Congé? Zou ze dan terug gaan keren? Was het afscheid van Indië maar voor korte tijd? Julie werd Jill genoemd in Indië. Zij had enige maanden voor haar vertrek te horen gekregen dat zij weduwe was geworden van William Dobson. Einde verhaal, uithuilen en opnieuw beginnen? Zo eenvoudig bleek haar verhaal niet te zijn.
Het Ochtenblad (Batavia 24-10-1946)
Een Hollander heb ik mijzelf nooit gevoeld en ook geen Indo of Duitser. Maar wat ben ik dan wel? Wat zit er voor erfelijks in mijn bloed? Die tobberigheid zal mijn Duitse DNA wel zijn wat verweven blijkt te zijn met Perzisch bloed van lang geleden. Bloed wat na honderden jaren van rondtrekken door Russische landen via Polen naar Duitsland kwam en in Wesuwe, Xanten, Haren en Meppen voor een paar generaties tot rust zou komen. Uit die streek komt de grootvader van mijn vader's kant. Of zit die tobberige melancholie juist in mijn Javaanse bloeddeeltjes. En wat wordt je eigenlijk voor mens als die Javaanse deeltjes gemengd worden met Europees bloed. Een Euro-Indo of Euroindo? Die laatste klinkt eigenlijk al weer lekkerder.
Er waren al eeuwen eerder Deymann’s naar Nederland gekomen met familiebanden in Duitsland en nog verder in handelssteden aan de zijderoute. De duidelijkste sporen van de familie van mijn vaders kant beginnen via de oude kerkregisters in Meppen. De wijnhandel in Meppen van de twee broers Deymann draaide goed en er werd veel handel vervoerd via 'de turfroute' over het water dus. Het werd tijd voor een tweede filiaal in Groningen. Andere neven gingen in België wonen om daar likeur te gaan maken. Rond 1870 nam mijn Duitse overgrootvader Heinrich een koets vanuit het Duitse Meppen-Haren en dan de grens over om via Ter Apel vervolgens per trekschuit naar Groningen te reizen en daar het tweede filiaal te openen.
Er kwam Hollands bloed in door het huwelijk van Heinrich met een meisje Koets. Een kwart eeuw later trouwde hun zoon en aldus mijn half Duitse grootvader met een meisje uit Den Helder. Mijn vader geboren in 1912 is dus een kwart Duitser. Een jaar of veertig eerder was mijn
Hollandse andere overgrootvader (van mijn moeders kant) Francois Heijligers die in het Brabantse Grave
is geboren, in Antwerpen getrouwd met een mooie Duitse vrouw, Julie Chün. Haar
ouders woonden al jaren in Nederlands-Indië. En Francois had broers in het
Indische leger.
Na verloop van tijd vertrok de familie Heijligers-Chün vanuit hun woonplaats Antwerpen via Amsterdam naar
Batavia om zich aldaar te vestigen. Met zes kinderen, waarvan baby Jeanne Heijligers de jongste was. Francois
had een baan gekregen als Officieel Translateur. Jeanne Heijligers trouwde
achttien jaar later met zeeman Adriaan Hendrik van der Steur. Hun enige kind is
een zoon en zou mijn grootvader Ferdinand Pieter van der Steur worden.
Ferdinand werd verliefd op de Indisch ogende Charlotte Deuning die nog maar heel weinig Duits bloed over had omdat haar indertijd ongehuwde Duitse voorvader Michiel Dohning, vier generaties eerder in Indië was aangekomen (VOC schip 1728) en zou zoals het merendeel der Europeanen een relatie aan gaan met een inlandse vrouw. Zijn kinderen en kleinkinderen leefden in de daarop volgende generaties overwegend in concubinaat met Javaanse vrouwen. Er mocht immers niet getrouwd worden met inlanders. In veel gevallen zijn alleen de voornamen van de moeders bekend. Zoals bijvoorbeeld de naam Djeminem de moeder van Charlotte.
Ferdinand werd verliefd op de Indisch ogende Charlotte Deuning die nog maar heel weinig Duits bloed over had omdat haar indertijd ongehuwde Duitse voorvader Michiel Dohning, vier generaties eerder in Indië was aangekomen (VOC schip 1728) en zou zoals het merendeel der Europeanen een relatie aan gaan met een inlandse vrouw. Zijn kinderen en kleinkinderen leefden in de daarop volgende generaties overwegend in concubinaat met Javaanse vrouwen. Er mocht immers niet getrouwd worden met inlanders. In veel gevallen zijn alleen de voornamen van de moeders bekend. Zoals bijvoorbeeld de naam Djeminem de moeder van Charlotte.
Charlotte en Ferdinand
trouwden in 1921 en kregen samen twee kinderen. Eerst een meisje wat Julie werd
genoemd en zij is mijn moeder. Toen een jongetje en dat is mijn oom. Er zit dus
veel meer Duits-Javaans bloed in mijn lichaam dan ik thuis te horen had
gekregen. Het werd een hele uitzoekerij want mijn vader wist niet meer dan dat
zijn vader uit Groningen kwam. En mijn moeder vertelde dat zij een Hollandse vader
had en haar moeder zou ‘een beetje’ inlands bloed hebben.
In het Nederlandse volkslied
wat tot 1933 gezongen werd wordt mijn familie toch wel een beetje vreemd weg
gezet. De Rotterdamse verffabrikant en dichter Hendrik Tollens
dichtte in 1816 verhit door vaderlandsliefde:
Wien Neerlandsch bloed door d'aderen
vloeit,
Van vreemde smetten vrij,
Wiens hart voor land en koning
gloeit,
Verheff' den zang als wij:
Hij stell'
met ons, vereend van zin,
Met onbeklemde borst,
Het godgevallig feestlied
in
Voor vaderland en vorst.
Gelukkig blijkt uit het nieuwe nationale
volkslied, het ‘Wilhelmus’
van 1932 dat mijn families toch meer verbonden zijn met de Duitsche en
Javaansche Vorstenhuizen dan de zo van ‘vreemde smetten vrij’ houdende Hendrik
Tollens had verondersteld.
ben ik, van Duitsen bloed,
den Vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een prinse
van Oranje
ben ik,
vrij onverveerd,
heb ik altijd geëerd.
In dit liedje wordt er rond mijn familie
een hoop recht gezet. Mijn Deutsche gründlichkeit heb ik dus niet zomaar
meegekregen. Dat met die Koning van Hispanje is
een soort fremdkörper (vreemd lichaam) in dat liedje.
Maar ik kan echter wel een goed bereide Spaanse paella
waarderen als er maar een pot sambal
badjak in de buurt is. Het valt te raden of die sambal vookeur
niet genetisch
bedingt is. In één van mijn chromosoom ventrikels moet toch
ergens het ‘ik wil nú sambal’ opgeslagen zijn. Sambal of Lombok wordt echter
van ‘Spaanse pepers’ gemaakt en nu begrijp ik de link weer met het koningshuis
van Spanje in het volkslied. Voor de tweede wereldoorlog behoorden de 70
miljoen Javanen ook tot het Nederlandse rijk. En dan leg je in zo’n volksliedje
natuurlijk wél even uit waar de link met sambal/Spaanse peper vandaan komt.
Stel dat het waar is dat in ons DNA ook
erfelijk materiaal is te vinden wat in nauw verband staat met ons denkvermogen,
karaktereigenschappen, temperamenten, talenten, eetgewoontes, verslavingen wat maakt mij dan wie ik nu ben? Johann Wolfgang von Goethe de Duitse dichter en filosoof
schreef al eind 1700 dat wat de mens ‘waarneemt’ opeengestapelde cellen zijn
die door onze huid bijeen gehouden worden. Mensen, dieren en planten zijn zo
verschillende omdat zij allen een zeer verschillende cellenopbouw hebben. Dat
heet dan de metamorfosen leer. Goethe keek ook graag naar planten en bedacht
toen ook nog even de fenomenologie. Daar bedoelde hij een manier mee om goed
naar objecten zoals kunstwerken te kijken maar dan wel zonder énig
vooroordeel.
Dus als je dan heel erg goed naar bijvoorbeeld een Indo kijkt, dan zullen er per Indo maar heel weinig werkelijke en overeenkomende gelijkenissen zijn. Er kan door zo te ‘kijken’ dus nooit sprake zijn van‘Dé Hollander’ of ‘Dé Javaan’ en als die samen sex met elkaar hebben dat er dan weer een unieke Indo is geproduceerd. Waarom deze kinderen in Indië uit de mestiezencultuur en later het ‘vertrapte ras’ werden genoemd heeft meer een politieke betekenis die nauw verbonden is met het toenmalig koloniaal racisme uit Nederland.
Dus als je dan heel erg goed naar bijvoorbeeld een Indo kijkt, dan zullen er per Indo maar heel weinig werkelijke en overeenkomende gelijkenissen zijn. Er kan door zo te ‘kijken’ dus nooit sprake zijn van‘Dé Hollander’ of ‘Dé Javaan’ en als die samen sex met elkaar hebben dat er dan weer een unieke Indo is geproduceerd. Waarom deze kinderen in Indië uit de mestiezencultuur en later het ‘vertrapte ras’ werden genoemd heeft meer een politieke betekenis die nauw verbonden is met het toenmalig koloniaal racisme uit Nederland.
Als je ongewild of niet, met politiek
racistische motieven naar een bevolkingsgroep kijkt en daar etiketten opplakt
dan ben je écht niet goed bezig. Waar je wel mee bezig bent is het
aanzetten tot vooroordelen en met name met 'oordelen' en in het ergste geval haat. Als je dat aan oordelen doet
dan ga je in de schoenen van de Rechter staan en dan lijkt het helemaal alsof je
gelijk hebt. Goethe bedacht ook nog een kleurenleer en daar is de conclusie
uitgekomen dat er door de werking van het licht eigenlijk altijd sprake is van
een unieke kleur op een uniek moment. Dus negers zijn daardoor nooit ‘zwart’ en
‘bruinen’ zijn niet altijd met Javaan of Indo aan te duiden. Opvallend is
trouwens dat de meeste witte mensen eigenlijk in veel tinten wit/roze voorkomen en blauw worden als zij het heel koud hebben en geel/groen worden bij ziekte of sterven.
Bijzonder.
Goed kijken en onbevooroordeeld waarnemen
vraagt dus niet alleen een ruime kennis van wat je zoal ‘te zien’ krijgt maar
vergt ook een hoge tolerantiegraad en vooral eerlijkheid. Want als je te
opgewonden raakt van wat je (niet goed) ziet of niet wil zien dan verval je al
snel in vooroordelen. Als je eigenlijk wél beter weet maar het om allerlei
redenen (domheid, macht, geld) niet wíl zien dan onderdruk je dus je eigen eerlijkheid
en geweten en wordt je van observator een op macht of geld (of beide)
beluste ‘onderdrukker’. De kennis van Goethe was na het faillissement van de
VOC in1796 en ook nog niet toen
Koning Willem I en II en III op de troon plaatsnamen doorgedrongen tot de lieden die
Nederlands-Indië gingen besturen.
Zelfs de slavernij werd pas in 1860 met veel moeite in Ned. Indië afgeschaft. Want Indië was er voor Nederland, en niet omgekeerd werd er gezegd. Tijdens mijn uitpluizerij en zoektochten kwam ik tot de achteraf weinig verrassende conclusie dat bijna alle familieleden uit de vorige generatie dus ook veel Deijmann’s via de marine, het leger of via de handel nauwe banden met Indië hebben gehad en zelfs in Japanse kampen geïnterneerd zijn geweest. Indië was veel meer aanwezig in Nederland dan men zich heden realiseert.
Zelfs de slavernij werd pas in 1860 met veel moeite in Ned. Indië afgeschaft. Want Indië was er voor Nederland, en niet omgekeerd werd er gezegd. Tijdens mijn uitpluizerij en zoektochten kwam ik tot de achteraf weinig verrassende conclusie dat bijna alle familieleden uit de vorige generatie dus ook veel Deijmann’s via de marine, het leger of via de handel nauwe banden met Indië hebben gehad en zelfs in Japanse kampen geïnterneerd zijn geweest. Indië was veel meer aanwezig in Nederland dan men zich heden realiseert.
Rond 1899 had Conrad Theodor van Deventer
uitgerekend dat Nederland eigenlijk een bedrag van 640 miljoen gulden aan Indië
terug zou moeten betalen. Een ereschuld die besteed had moeten worden aan de
noden van de Javaanse bevolking. Al vanaf Max Havelaar rond 1860 waren er
geluiden en pas veel later protesten tegen de exploitatie van de inlanders.
Toch zou het tot begin van 1900 duren voordat de ‘Ethische politiek’
werd ingevoerd. Meer basisvoorzieningen zoals medische zorg en onderwijs stap
voor stap geïmplementeerd. Toch zou in 1940 nog geen 8% van de totale bevolking
in Nederlands-Indië kunnen lezen en schrijven. En net zoals Goethe al
voorstelde; als je de ontwikkeling van Nederlands Indië vanaf 1830 tot 1942
zonder oordelen en op eerlijke wijze zou observeren. Dan heeft Nederland zeer
weinig ‘goeds’ gedaan vergeleken met hetgeen er is ‘weg’ gehaald.
De oude Tempo
Doeloe foto’s laten voor meer dan 90% de toenmalige lifestyle van de Hollanders
en sommige geslaagde Indo’s zien. Er zijn echter buitengewoon weinig foto’s van
inlanders of minder succesvolle Indo’s te vinden. In alle steden op Java werden
er prachtige nieuwbouw wijken, pleinen, schoolgebouwen, kantoorgebouwen onder
Nederlandse architectuur gebouwd. Er zijn Chinese of Arabische buurten die al
minder mooi waren en buiten het zicht woonden de verpauperde Indo-Europeanen
nooit ver weg van de kampongs waar de vele zeer arme inlanders woonden.
Natuurlijk zullen er mensen zijn die graag
beweren dat Nederland een prachtige infrastructuur heeft achter gelaten en een
westerse denkwijze met een wettensysteem die met aanpassingen door de eerste
president Soekarno overgenomen kon worden. Maar velen vergeten hierbij dat de
lokale bevolking het door hun harde werken en ondanks hun moeilijke
omstandigheden mede mogelijk hebben gemaakt. Met de introductie van de ethische
politiek rond 1901 steeg ook het aantal inlandse studenten en met hén het nationaal
bewustzijn. Nederland heeft toen veel geld en mankracht moeten investeren in
het beleidsmatig onderdrukken en in banen leiden van dit nieuw bewustzijn en
dat onderdrukkingsbeleid is vaak op zeer hardhandige wijze uitgevoerd. Het is
daarnaast een goede Nederlandse traditie geworden om wel onder voorwaarden
‘herdenkingen’ toe te staan maar niet de rekening te betalen.
Mijn in Indië wonende familieleden hadden
allen gemengd bloed met als uitzonderingen Jeanne Heijligers, haar echtgenoot
Adriaan H. Van der Steur en hun zoon (mijn opa) Ferdinand van der Steur. Omdat
Jeanne en Adriaan al snel na hun huwelijk zijn gescheiden had Jeanne
onvoldoende middelen om Ferdinand naar Nederland te sturen om hem aldaar te
laten studeren. Mogelijk heeft de sterke moeder-kind binding ook een rol
gespeeld. Indo’s hadden minder kansen dan Ferdinand, dat was zelfs in de wet
geregeld. Slimme en beter opgevoede Indo’s hadden weer iets meer kansen dan de
ongelukkige Indo’s die dichter tegen de kansarme inlandse groeperingen aan
woonden. Mijn grootvader Ferdinand ging tot ongenoegen van zijn Hollandse
moeder de fout in door een meisje te trouwen met een zeer hoog percentage
inlands bloed. Jeanne kon zich zeer ergeren aan het indolente gedrag van haar
schoondochter die ook nog eens twee zeer ongezeglijke ‘bruine’ kinderen baarde. Het bloed kruipt waar het niet
gaan kan mopperde Jeanne.
Het heeft mij en vele anderen indertijd
zeer verbaasd dat ik als bloedjonge student binnen enige maanden bijna vloeiend
Duits sprak. In Stuttgart waar ik terecht was gekomen dacht men dat ik uit
Ostfriesland of Hamburg kwam vanwege mijn lichte accent. Zelf voelde ik mij
geweldig thuis in Duitsland. Nooit eerder had ik zo serieus gestudeerd.
Geweldige leraren die met groot enthousiasme vanuit hun fachbereich altijd zeer goed voorbereide lessen gaven. Na circa acht maanden werd ik
op het Polizeirevier ontboden. Er lag bij de ‘Drogendienst’ een pakje uit
Nederland op tafel waar ik een verklaring over moest aflegen. Het bleek een
verrassing van mijn moeder te zijn. Een pakketje met Indische gedroogde
kruiden. Omstandig wist ik uit te leggen hoe er allerhande Indische gerechten
mee gemaakt konden worden. Toen ik na een uur verhoor weer buiten stond dacht
ik; Mein Gott, ich bin ein Indo.
Nooit eerder was ik zo heftig met mijn afkomst geconfronteerd geweest. Ach
so, ihre Mutter stammt aus Indonesien. Er was
bij mij een nieuw bewustzijn geboren. Ik was op het politiebureau uitgenodigd omdat
ik anders was. Weer terug in Nederland vroeg ik mijn ouders naar
onze afkomst. Maar ik kreeg nauwelijks antwoorden. Het was pas vijfentwintig
jaar na de grote oorlog van 1940-1945. Beide ouders hadden ieder een ‘eigen’
oorlog meegemaakt. Pa in Nederland en Ma in Indië. Daar spraken zij niet over.
Dat was ‘not done’. Voor mij betekende het dat mijn interesse naar drie andere
fenomenen (denk aan Goethe) was gewekt – verdringing - ontkenning en
relativering.
In die periode kreeg ik twee studieboeken
die grote indruk op mij maakten. Het eerste was ‘Het onvermogen om te rouwen’ van
het psychoanalisten echtpaar Margarethe en Alexander Mitscherlich. Waarin zij
beschreven dat bevolkingsgroepen het vaak buitengewoon moeilijk vinden om te
erkennen dat er sprake kan zijn van ‘collectieve schuld’. Waarbij je als volk
leert toe te geven dat men zich collectief schuldig heeft gemaakt aan
beslissingen en acties die rampzalig waren geweest voor een andere
bevolkingsgroep. Door dit boek ging Duitsland zich afvragen waarom zij de
ideologische kruistocht van Adolf Hitler en zijn trawanten massaal hebben
omarmd. De Mitscherlich’s schreven een pleidooi om tot dieper zelfinzicht te
komen in plaats van juridische processen te voeren naar ‘schuld of onschuld’.
In Nederland is dit proces van zelfanalyse ruim na de tweede wereldoorlog en het afscheid van Indië in 1949 met horten en stoten op gang gekomen. En opnieuw wordt er gekozen voor ontkenning door juridische processen waarin het accent wordt verlegd naar compensatie bedragen. Denk hierbij aan de commotie rond het bloedbad van Rawagde.
In Nederland is dit proces van zelfanalyse ruim na de tweede wereldoorlog en het afscheid van Indië in 1949 met horten en stoten op gang gekomen. En opnieuw wordt er gekozen voor ontkenning door juridische processen waarin het accent wordt verlegd naar compensatie bedragen. Denk hierbij aan de commotie rond het bloedbad van Rawagde.
Het tweede boek was Op weg naar een
vaderloze maatschappij. Waarin Mitscherlich schreef
dat de traditionele vaderrol na de eerste en tweede wereldoorlogen sterk was
veranderd. Mijn moeder Julie kreeg veertien kinderen en haar Javaanse
grootmoeder kreeg eveneens veertien kinderen. Maar de rollen die beide vaders
innamen waren buitengewoon verschillend. Mijn Indische overgrootvader heeft al
het mogelijke gedaan was om zijn kinderen een plezierige jeugd, opvoeding en
studie te geven. Mijn vader zei bij gelegenheid tegen mijn moeder ‘het zijn jouw kinderen’ en liet vooral zijn zoons (ook de zoons uit eerder huwelijken)
volledig aan hun lot over.
Wat waren dit voor vaders? Mijn beide Hollandse opa’s zijn gescheiden van mijn oma’s en lieten hun kinderen min of meer in de steek. Wat waren dit voor moeders die er zo vaak alleen voorstonden? En zo zijn er meerdere en steeds terugkerende patronen die kennelijk ‘meegeboren gedrag zijn’. Er zijn heden meer dan vijftig kleinkinderen van Julie die allen op een bepaald moment zich af zullen vragen wie ben ik en waar kom ik vandaan. Ieder mens wil uiteindelijk een eigen ‘verhaal’ hebben om de eigen identiteit te kunnen bepalen.
Wat waren dit voor vaders? Mijn beide Hollandse opa’s zijn gescheiden van mijn oma’s en lieten hun kinderen min of meer in de steek. Wat waren dit voor moeders die er zo vaak alleen voorstonden? En zo zijn er meerdere en steeds terugkerende patronen die kennelijk ‘meegeboren gedrag zijn’. Er zijn heden meer dan vijftig kleinkinderen van Julie die allen op een bepaald moment zich af zullen vragen wie ben ik en waar kom ik vandaan. Ieder mens wil uiteindelijk een eigen ‘verhaal’ hebben om de eigen identiteit te kunnen bepalen.
Natuurlijk ben ik tijdens het snuffelen
aan de oude verhalen geconfronteerd met karaktertrekken van mijn ouders,
grootouders en overgrootouders. En omdat ik zo van eerlijk en
onbevooroordeeld schrijven houd moest ik verschillende
keren diep ademhalen en uithuilen want die confrontaties met het gedrag en de
‘lifestyle’ van mijn ouders en hun ouders enz. vertelden ook aan mij waarom het
in mijn leven soms geheel verkeerd ging en dan weer beter. Had ik maar eerder
en méér geweten over mijn ouders en voorouders, daar had ik van kunnen leren.
Dat mijn voorouders en ouders niet zo goed konden rouwen gaf ook weer problemen
met troosten. Of anders wel met affectiviteit. Assertief waren zij zeker, dat
hoort immers bij overlevers. Want dat waren zij. Dat zit ook in mijn DNA.
De dossiermap
van Julie die zij na haar overlijden in 2001 ben ik pas eind 2010 gaan
openen en lezen. Er zat veel boosheid in. En onverwerkt verdriet. Maar ook
relativering van levensbedreigende situaties, martelingen, seksueel misbruik,
racistische onderdrukking, gemanipuleerd worden, worstelingen met religie en
ongeloof. Maar ook collectieve
schaamte over hetgeen mensen elkaar aan kunnen doen. De opdracht was
duidelijk. Ik ben gaan lezen, puzzelen, op onderzoek gegaan, gesprekken gaan
voeren, verdrietig geweest om zoveel onverwerkt en nodeloos verdriet.
Onderwijl ben ik behalve mijn moeder maar ook mijn opa’s, oma’s en voorouders dankbaar dat ik deze reis door hun verleden heb kunnen maken. Zij allen zijn geboren en opgeroeid in een maatschappij die met name vanaf de renaissance voortdurend aan dramatische en snelle veranderingen onderhevig was. Dat alle mensen weer afstammen van de eerste ‘bron-apen’ uit zuidelijk Afrika doet mij weer extra goed omdat ik alweer jaren met veel plezier in Afrika woon. Back to the roots heet dat toch? Soedah tóch dat mijn DNA een puinhoop is.
Onderwijl ben ik behalve mijn moeder maar ook mijn opa’s, oma’s en voorouders dankbaar dat ik deze reis door hun verleden heb kunnen maken. Zij allen zijn geboren en opgeroeid in een maatschappij die met name vanaf de renaissance voortdurend aan dramatische en snelle veranderingen onderhevig was. Dat alle mensen weer afstammen van de eerste ‘bron-apen’ uit zuidelijk Afrika doet mij weer extra goed omdat ik alweer jaren met veel plezier in Afrika woon. Back to the roots heet dat toch? Soedah tóch dat mijn DNA een puinhoop is.
Het landgoed met tuinen van Jan Deyman
rond 1609 in de buurt van Amsterdam
1656 De anatomische les van Dr. Joan Deymann Amsterdam
Mathias Deymann Meppen 1799
1880 circa - Deymann likeur
1881 Jeanne Heijligers - We gaan naar Nederlands-Indië met de
SS Prins Alexander vanuit de haven in Amsterdam
In 1890 en 1901 werden er twee jongetjes geboren
Adolf Hitler in Oostenrijk en Hirohito in Japan.
Beiden hebben met hun volgelingen grote invloed gehad
op het leven van mijn ouders en vele andere vaders en moeders
met name tijdens de periode 1939 - 1945
1945 Wachtende mensen bij een gaarkeuken in het
Amsterdam waar ook Anton woonde
1945 Julie woonde nog In Indië - Borobudur met zicht op een vulkaan
Een kampong op Java
Bandoeng rond 1915
1928 Suikerfabriek Delanggoe
Charlotte Deuning (links achter) omhelst haar broer Reinier.
Naast Charlotte zit Ferdinand van der Steur
Vanaf 19 oktober 1945 tot eind april 1946 verbleef Julie tijdens de
Bersiap periode in een gevangenis te Cheribon.
Tussen 1943 en 1945 was zij in Indië op de vlucht en leefde als
'Buitenkamper' op vele plaatsen op Java.
Op de foto vrouwen in een gevangenis in Indië 1945.
1951 Julie in het midden en haar echtgenoot Anton links achter
in Amsterdam
1996 Julie heeft zich in 1992 laten scheiden van Anton en woont vanaf 1993
samen met haar vriend Carlo. De foto is gemaakt tijdens hun verblijf in Thailand.
Julie durfde niet verder te reizen naar Indonesië.
1996 In Thailand begon Julie te aan het schrijven van haar memoires.
Het in 2011 opgestarte familieonderzoek bracht verrassende feiten
aan het licht en is nog niet geheel volledig
Geen opmerkingen:
Een reactie posten