Het was alsof het bloed uit Julie’s lichaam weg
vloeide. De warme geur van zweet en angst in de wit geverfde schoolgang mengde
zich met de geluiden uit de verschillende klaslokalen en kamers die zij
passeerde. Geluiden van soms geanimeerde gesprekken in het Japans dan weer
gebroken Engels of Maleis en Nederlandse woorden. Dan weer geschreeuw, zacht praten het geluid van diepe zuchten en ingehouden pijn uit een half openstaande deur
waar Julie in een flits zag dat iemand werd afgetuigd. Het waren allemaal mannen
die zij in de schoolgangen zag. Japanse officieren, Japans-Koreaanse soldaten
en Indonesiërs die minder goed gekleed waren dan hun meerderen. Ook Japanse
mannen in burger kleding passeerden haar. Met dossiers in hun handen. Even
dacht zij de eigenaar van de Japanse fotowinkel aan de Bragaweg te herkennen.
Julie werd naar het haar leek, urenlang
ondervraagd in een kleine kamer met openstaande deuren naar de tuin van de
school. Toegeschreeuwd en dan weer kalm en afgemeten pratend door verschillende
Japanners en leden van de Indische Politie. Voor wie zij zou werken, hoe zij
aan het geld en de goederen kwam. Meer dan één naam kon zij niet geven. En
Mijnheer Ingram had zij al weken niet meer gezien. De hulpgoederen en de
enveloppen met geld werden immers ’s nachts op het parkeerterrein naast de
wasserij van haar moeder onder een zeil geplaatst. Julie werd in haar gezicht
geslagen en er werd met een zwaard gezwaaid voor haar ogen wat telkens weer
neer werd gelegd op het bureau en waar zij naar moest kijken. Nooit eerder had Julie zich zo leeg en angstig
gevoeld. Zij had het gevoel dat haar ziel een prop was die diep in haar lichaam
verstopt zat. Haar lichaam leek wel af te koelen door het angstzweet. De mannen
ondervroegen en sloegen haar in het gezicht of op haar lichaam. Julie was onder
de 160 centimeter lang. Bijna even groot als het merendeel van haar
ondervragers. Die waren kennelijk niet gewend om vrouwen te ondervragen. Zij
hadden veel meer te maken gehad met langere en grof gebouwde blanke Nederlanders
of tanige Ambonezen die bij het KNIL dienden.
Julie huilde en herhaalde kermend dat zij niets
meer wist dan hetgeen zij reeds vele malen had verteld. Later vertelde Julie dat zij
tijdens het verhoor alleen maar aan haar kinderen had gedacht en zich zelf had
ingepraat ‘blijf leven, blijf leven’. Nadat Julie verschillende keren was flauw
gevallen werd zij naar buiten gedragen en op de koel aandoende tegels van het
terras aan de tuinkant van de school neer gelegd. De mannen overlegden met
elkaar. Soms lachend dan weer stoer pratend. Toen Julie weer enigermate bij
haar positieven kwam dacht zij aan haar fiets die zij tegen de heg naast de
school ingang had geplaatst. Na verloop van tijd stond zij schielijk op en
rende door de tuin naar de uitgang van de school. Haar fiets stond er nog en razend van angst en
opluchting fietste Julie naar de wasserij aan de Merdikaweg waar haar moeder ongerust had
gewacht Laat op de avond werd Julie alsnog afgevoerd naar de
Soekamiskin gevangenis aan de Grote Postweg. Deze gevangenis was onderwijl in een
kamp veranderd en er was een gesloten afdeling met politieke gevangenen waar
met name Ambonese KNIL soldaten in afzondering werden gehouden. In deze
afdeling zou Julie circa twee maanden verblijven.
De Japanners hadden tijd nodig om meer onderzoek te
doen naar de ‘positie’ die Julie had gehad binnen de verzetsgroep waarvan de
Japanners dachten dat Julie deel van had uitgemaakt. Het verzet in Bandoeng
werd zeer hard en stelselmatig de kop ingedrukt. Zo moeilijk was dat ook niet.
De Indonesische bevolking hielp immers goed mee. Blanke Nederlandse mannen
waren al uit het straatbeeld verdwenen en ook de Nederlandse vrouwen en
kinderen werden langzaam maar zeker geïnterneerd. Indo’s zoals Julie werden voorlopig met
rust gelaten maar moesten zich zeer bescheiden en terughoudend opstellen
want verraad en geroddel waren aan de orde van de dag. De Bandoengse Soekamiskin gevangenis werd rond
1930 onder Nederlands bewind gebouwd. Na de capitulatie in 1942 werden daar
o.a. gouverneur-generaal Starkenborch en zijn staf geïnterneerd. Het inheems
gevangenis personeel stond vanaf maart 1942 onder leiding van een Japanse
kampcommandant geassisteerd door Koreaanse bewakers en Indonesisch politie
personeel.
Na circa 8 weken werd Julie vrijgelaten. D.w.z.
zij moest beschikbaar blijven voor eventuele nieuwe verhoren. Zij trok weer in
bij haar moeder Charlotte aan de Merdikaweg waar ook de twee kinderen Billy en
Ted verbleven. Julie was sterk vermagerd maar was vooral zeer aangeslagen door
de gebeurtenissen in de gevangenis. De martelingen die haar celgenoten hadden moeten ondergaan. Het verzorgen van hen die wél terug kwamen uit de verhoren. Het stille treuren om hen die niet terug kwamen na de verhoren. Het samen bidden en het stille zingen tijdens deze donkere
dagen en doorwaakte nachten zou haar voor de rest van haar leven verbinden met
het lot van de Ambonezen die zo trouw zouden blijven aan het Koningshuis. Nog
in de jaren ’90 schreef Julie protest brieven en verzocht o.a. Amnesty
Internationaal om hulp voor de Ambonezen. In het laatste jaar van haar leven waren de beelden uit de gevangenis bijna dagelijks bij Julie terug gekomen. Kort na haar thuiskomst bij moeder Charlotte
besloot Julie dat het veiliger voor iedereen zou zijn als zij zo snel mogelijk uit Bandoeng zou vertrekken. Welke andere keuzes had Julie in het voorjaar van 1943? Wie, in
Bandoeng had haar verraden? Wie kon zij nog vertrouwen? Zij was op de vlucht
voor de Japanse Kempeitai vanwege verzetsdaden.
Julie had twee jonge kinderen en een moeder die noodgedwongen de kleding van Japanners waste in de wasserij van haar vriend die al in april 1942 in een kamp was opgesloten. Julie kon niet bij haar moeder wonen in een huis waar voortdurend Japanners in en uit liepen. Overal was gevaar en haar grootste tegenstander was haar afkomst. Een goed opgeleid Indo-Europees meisje, getrouwd met een KNIL-Marine officier. Op welke manier kon zij het beste haar twee jonge kinderen beschermen? Hoe zou zij aan middelen moeten komen om haar kinderen te kunnen verzorgen?
Bandoeng Soekamiskin gevangenis rond 1930
op de website geheugenvannederland.nl kan men
een grote serie tekeningen vinden uit de periode Bandoeng 1943
Op de tekening zijn het Indonesische bewakers die de vrouw straffen omdat zij na 9 uur 's avonds nog op straat geweest zou zijn.
vanaf 1943 werd de Indonesische jeugd getraind
uit een Japans fotoboek; Japanse familie op Java
Ook in de Indische bioscopen werden naast de propaganda films
Japanse cartoons vertoond. De spin in het filmpje is een 'engerd'
afgebeeld als een neger met een pijp.
De filmbeelden zijn met name interessant omdat er geen blanke Nederlanders
op te zien zijn. Die waren immers allen opgesloten in de kampen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten