Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1942 - 1996 Mata Hari in Bandoeng en een moeizaam wederzien in San Remo



Bandoeng mei 1942 - Julie was na haar vlucht uit Soerabaya bij haar moeder in de grote wasserij aan de Merdikaweg 10 ingetrokken. Naast de wasserij bevond zich een ruime woning waar moeder Charlotte had samen gewoond met haar vriend F. de Block. Mijnheer de Block, zo noemde Julie hem. Was met vele andere mannen reeds door de Japanse bezetters in een mannenkamp opgesloten. Zijn norse en dominante persoonlijkheid lag nog vers in het geheugen van Julie. Zij verweet hem dat haar moeder zich onderdanig en volgzaam had opgesteld en dat hij haar tot lid had gemaakt van de toenmalige Indische Nationaal Socialistische Beweging. 

De Indische NSB was een belangrijke tak van de Nederlandse NSB. Opgericht door Anton Mussert een symphatisant van het Duitse nationaal socialisme. Charlotte en mijnheer De Block hadden weliswaar al voor 10 mei 1940 hun lidmaatschap opgezegd. Maar in de jaren die jaren van vóór 1940 had Julie haar moeder herhaaldelijk met het bekende bruine NSB hemd in optochten mee zien lopen. 

Na een bezoek van Mussert in 1935 steeg de aanhang van de Indische NSB behoorlijk; op haar hoogtepunt in 1937 telde ze ongeveer 5000 leden. In tegenstelling tot de NSB in Nederland nam de Indische NSB een gezagsgetrouwe, dus anti Japanse houding aan. Daarnaast was van racisme in nationaal-socialistische zin nauwelijks sprake, gezien het feit dat vele gemengdbloedigen, zogenaamde Indo’s, lid waren van de NSB. In Indië was de NSB veel meer een ultra-nationalistische groep mensen, die Indië als kolonie voor Nederland wilden blijven behouden. Toch verloor de NSB eind jaren dertig veel van haar leden toen duidelijk werd dat zij zich toch steeds meer op raszuiverheid richtte en een onderscheid maakte tussen vol- en halfbloed Nederlanders. Veel Indische Nederlanders zegden hun lidmaatschap op. Daarnaast was de keuze vóór Duitsland voor velen onaanvaardbaar. In mei 1940 telde de Indische NSB nog maar 1100 leden en zo’n 680 begunstigers (bron Nationaal Archief).

Een van de minder beschreven kanten van de vooroorlogse Indische samenleving is de roddel en achterklap waar bijna iedereen zich schuldig aan leek te maken. Er werd veel ‘achter de hand' gefluisterd en kleine onschuldige voorvallen werden door achterklap tot grote schandalen opgepompt. Niet alleen de onruststokerij van de Indische NSB riep soms felle protesten of juist sympathie voor hun doelstellingen op. Er was meer aan de hand in het door de Nederlanders en de zich op een lager hierarchies niveau bevindend Indisch Bestuur. Het Indisch bestuur had de handen vol aan de inlandse nationalisten en het veronderstelde ‘zedenverval’ onder de Hollanders en Indo’s. 

Na langdurige voorbereiding in het kader van een beschavingsoffensief werd eind 1938 de jacht geopend op homoseksuelen. Marieke Bloembergen schrijft hierover in – De geschiedenis van de politie in Nederlands-Indië – Het is een treurig makend relaas omtrent een grote groep mensen die voorheen vaak een onopvallende maatschappelijke positie in namen. Op 9 mei 1940 besloot de Indische regering dat de NSB voor bestuursambtenaren een verboden vereniging werd. H. Colijn, de toenmalige minister van Koloniën en minister president, had er steeds al op aangedrongen dat de regering in Indië in navolging van Nederland maatregelen zou nemen tegen de NSB-ambtenaren. 

Gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh had dit geweigerd op grond van de redenering dat de Indische NSB geen gevaar voor de openbare orde vormde en loyaal tegenover het gouvernement stond. Na de Duitse aanval op Nederland gaf de gouverneur-generaal op 10 mei het bevel om alle Duitsers in Nederlands-Indië ter internering op te pakken. Op dezelfde dag nog werd in Bandoeng het kringhuis van de NSB bestormd en werden vijftien NSB’ers gearresteerd. In de dagen die volgden werden personen opgepakt die ervan verdacht werden lid te zijn van of te sympathiseren met de NSB. De NSB’ers werden het doelwit van een ware haatcampagne onder de bevolking en de Nederlandstalige pers in Indië. Er deden allerlei geruchten de ronde dat de NSB in Indië een vijfde colonne vormde die samenzwoer met de Duitsers teneinde zich meester te maken van het land. 

Het oppakken van NSB’ers gebeurde dan ook in een sfeer van achterdocht en willekeur. Mensen die een hekel hadden aan hun buren konden dezen aangeven; onder de gearresteerden bevonden zich dan ook verschillende mensen die nooit lid waren geweest van de NSB. Tekenend is het verhaal van J.E. Stulemeyer, die op Java in militaire dienst was en nooit lid was geweest van de beweging, en die door zijn buurman werd aangebracht nadat deze hem, teleurgesteld na het bericht dat de koningin naar Londen was uitgeweken, had horen zeggen: ‘Nu komen die moffen binnen en neemt de koningin de benen!’. Stulemeyer zou pas in 1946 worden vrijgelaten (Bron Nationaal Archief). Wij zien in het huidige Nederland die roep om ‘eigen volk eerst’ weer hernieuwd populair worden. Of het nu gaat om elkaar aangevende buren in het oude Indië of een meldings website over illegale of lastige Polen en die door Indo Geert Wilders in de lucht werd gezet. Hebben we dan niets geleerd van onze koloniale geschiedenis?

De sfeer van roddel en achterklap veranderde weinig nadat de Japanse bezetter in maart 1942 het bestuur over Java hadden overgenomen. De meer dan 15.000 Nederlands-Indische inwoners van Bandoeng kwamen in een zeer ongemakkelijke positie terecht. De inlandse bevolking werd door de Japanners een hogere maatschappelijke positie toebedeeld en de gezagsverhoudingen van ‘vroeger’ waren binnen een paar weken volledig veranderd. De Nederlanders en veel Indo’s raakten niet alleen hun bezittingen en hun salarissen kwijt. Voor het eerst in de koloniale geschiedenis van Nederlands-Indië werden zij afhankelijk van de Indonesische bevolking. De verbittering onder de in kampen opgesloten Nederlandse inwoners van Java werd almaar groter. 

Zij hadden immers te maken met een vijand waar zij maar heel weinig van zagen. Uit de vele kampdagboeken ademt vooral de sfeer van het uitzichtloze en machteloze opgesloten zijn in een benauwende micro samenleving waar oude normen en waarden ingeruild werden voor overlevingsgedrag. De verschrikkingen waren er niet minder om. De kampen waren veelal schoolgebouwen of fabrieksterreinen waar een Japanner de leiding over had en gesecondeerd werd door uit (door Japan bezet Korea) afkomstige Koreanen en door Indonesiërs die nooit eerder een hogere rang hadden gehad. Later in 1942 werden hele wijken door hoge bamboewanden (pagars) en prikkeldraad afgeschermd. Indo’s werden voor de keuze gesteld. Buiten het kamp blijven en je aanpassen of anders opgesloten raken achter de grote bamboewanden. Maar buiten de kampen werd het voor veel Indo's soms gevaarlijker dan binnen de kampen. Gevaarlijker door roddel, jalouzie én verraad.

1942 - Julie verveelde zich in het huis van haar moeder. Moeder Charlotte gaf leiding aan het personeel in de wasserij en het aantal Japanse klanten nam wekelijks toe. Julie bezag de Japanisering van de voormalige koloniale samenleving met lede ogen aan en had via een voormalige chef van de Bandoengse PTT ingestemd met voedselbedelingen en soms het verdelen van geldsommen aan met name zeer armlastige Molukse KNIL families in de wijk Tjiateul. “Je kwam dus niet in de buurt van de Papandajanlaan” vertelde Julie in 1986 aan een journaliste van de Volkskrant. Van het gesprek zijn cassettebandjes gemaakt. Julie komt sterk en kordaat over in de geschreven tekst van het artikel. 

De urenlange cassettebandjes laten een geheel ander geluid horen. Julie vecht vaak met haar emoties, huilt hard dan weer snikkend vertelend. Zij voelde zich verraden door het lot. En door mensen die in hun angst en gedreven door overlevingsdrift de namen van anderen aan de Japanse inlichtingendienst hadden doorgegeven. Natuurlijk was Julie op de hoogte van de roddels en achterklap in het dorpse Bandoeng. Er waren op Java geboren Nederlanders die hun huid trachten te redden door voor de Japanners te werken. 

Een van hen was haar volle nicht Deetje Heijligers. Een dochter van de broer van haar grootmoeder Jeanne Van der Steur-Heijligers. Julie en Deetje zijn beiden in 1920 geboren. Deetje een maand eerder. Van 1934 tot 1936 heeft Julie bij de familie Heijligers aan de Papandajanlaan 52 gewoond. Beide meisjes bezochten de zelfde middelbare school en zaten in de zelfde klas. Julie kon gemakkelijk leren maar Deetje was zeker niet dom maar snel afgeleid en weinig geconcentreerd. De moeder van Deetje had besloten dat de aanwezigheid van Julie gunstig zou kunnen werken op de matige schoolresultaten van Deetje. In 1936 behaalde Julie met hoge cijfers het eindexamen. Deetje was niet geslaagd. Haar moeder was hier zo boos over geweest dat Julie op stel en sprong het huis moest verlaten. Julie moest tegen haar zin bij haar moeder intrekken, in het grote huis van die norse mijnheer De Block en een moeder waar zij geen gevoelsband mee had.

Julie en Deetje zouden elkaar weer kort ontmoeten nadat Julie noodgedwongen in mei 1942 vanuit Soerabaya naar Bandoeng moest verhuizen. Tijdens een fietstocht op weg naar een voedseluitdeling passeerde Julie haar nicht Deetje. Het was een warme juli zaterdagavond en Deetje was op weg naar een dancing in Bandoeng. Zij hebben elkaar kort gesproken. Deetje was mooi gekleed en in gezelschap van een groepje Nederlandse vriendinnen en een aantal Japanse militairen. De stemming was vrolijk geweest. Het vrolijke gedrag van Deetje had Julie benauwd. Heulen met de vijand? Was dat wel gepast? 

Journalist Ralph Boekholt schrijft in november 1989 een bijzonder artikel in het Indisch Maandblad Moesson. Het artikel is in het bijzonder verzorgde digitale archief van de moesson.nl website te vinden. Het artikel betreft een Kort Geding wat Deetje Heijligers in 1989 heeft aangespannen tegen de auteur van een in 1988 verschenen boek van de hand van Jan Bouwer. Een in Bandoeng ondergedoken journalist die via buurtbewoners, de illegale radio en andere bronnen jarenlang een dagboek heeft kunnen bijgehouden. Op een ander blog Java Post kan men meerdere artikelen vinden over het dagelijks leven in Bandoeng buiten de kampen in bezettingsjaren en tijdens de Bersiap periode.

In een apart kader ‘HEULEN’ op pagina 2 van het artikel van Ralph Boekholt (het gehele artikel is hieronder afgebeeld) vraagt Boekholt zich af of het terecht is om meer dan 40 jaar na de oorlog één vrouw te ontmaskeren als spionne op basis van dagboekaantekeningen. Daarna stelt Boekholt dat als Deetje ‘fout’ is geweest dan zouden er volgens Boekholt duizenden ‘fout’ zijn geweest. Hij schrijft verder: en als zij écht ‘fout’ was geweest dan zou er toch toen al een rechtzaak en een veroordeling zijn geweest. Dit blog heeft als thema ‘verdringing en ontkenning’ en de gevolgen hiervan. Gevolgen voor de mensen zelf maar ook voor hun nabestaanden. In dat licht bezien is het interview met Deetje een beetje merkwaardig. Er worden namen in genoemd en geschreven over wél of niet bestaande radiozenders. Over de naoorlogse Nederlandse Inlichtingendienst de NEFIS, die Deetje nooit 'iets' gevraagd zou hebben. 

Deetje voelde zich vooral slachtoffer van de zo aanwezige roddel en achterklap. Ja, zij was naïef geweest en oppervlakkig. En zij vertelde eerlijk dat zij in een winkel aan de Bragaweg werkte waar veel Japanners kwamen. Maar van wie was die winkel. En waarom heeft zij zo ijverig Japans geleerd? Waardoor zij tijdens een kampperiode een ‘beter baantje’ op het kampkantoor kreeg. Medio augustus 1945 kwam Deetje vrij uit haar laatste kamp in Batavia. Het eerste wat zij deed was bij ‘bevoegde’ instanties zoals de ‘Australian Intelligence’ uitzoeken hoe dat zat met de ‘Australische Radio’ waar Jan Bouwer over had geschreven. Bouwer beschrijft dat de Australische radio op vrijdag 10 juli 1942 gewaarschuwd zou hebben voor ‘de praktijken van een zekere mej. Deetje Heijligers’ die er ondermeer van werd beschuldigd door de zeer gevreesde Japanse militaire politie te zijn geronseld om voor hen spionage werk te verrichten. 

Volgens Deetje kon de Australische geheime dienst in Batavia zich medio 1945 ‘niet voorstellen’ dat er in juli 1942 een uitzending door Australië was verzorgd. Deetje sluit na haar 'onderzoek' in Batavia voor zichzelf de kwestie af. Alsof een clandestiene en zelfs een mogelijk niet bestaande Bandoengse zender de voor Deetje zo ongemakkelijke waarheid niet zou hebben verkondigd. Jan Bouwer zal het allemaal wel gedroomd hebben. Het was echter deze zender, de ‘PKP Bandoeng’ waar Jan Bouwer en vele anderen naar luisterden;

- Call sign PKP, Bandoeng, transmitter built by PTT staff, one of whom had left for Australia with pre-arranged codes. Messages sent from July until November 42 and again in Feb-March 43. Radio destroyed before discovery.

Berichten uit o.a. Bandoeng werden verzameld en doorgegeven aan de sterkere Australische zender die vervolgens bereik had over geheel Java.

Is tijdens en ná elke oorlog ‘de waarheid’ niet het grootste slachtoffer? Deetje laat zich door Boekholt als een oppervlakkig en niet in politiek geïnteresseerde jonge vrouw neer zetten. Gelukkig heeft zij wel een heel goed geheugen en weet een redelijk sluitend verhaal te vertellen en doet voor alsof haar omgang met de Japanners slechts incidenteel was. Het betreft echter een periode van meer dan zes maanden. Eind november 1942 verdween ook Deetje naar een kamp. Zij heeft daarna, zoals veel anderen een zeer nare periode in verschillende kampen doorgebracht. In 1996 kreeg ik het verzoek van Julie die inmiddels al weer vier jaar in San Remo (It.) woonde om haar nicht Deetje op te zoeken in haar Amsterdamse appartement. Ik kende haar niet en Julie had geen huisnummer gehad. Na aangebeld te hebben werd de deur schielijk op een kier gezet. De kleine gestalte van Deetje vroeg met kleine onderzoekende ogen waar ik voor kwam. Ik mocht binnen komen. Het was een ruime maar donker gehouden flat. De inrichting deed wat Indisch aan met de vele grote en kleine planten. Opvallend waren de paar grote schilderijen aan de muur. Het was alsof de acrylverf extra licht gaf aan de woonkamer. 

Het waren niet al te best gelukte portretten van Elvis Presley de jong overleden Amerikaanse zanger. Deetje deed luchtig. ‘Ja wij houden nogal van Elvis’. Zij moest haar oudere zoon bedoeld hebben. En als hij dit verhaal zou lezen. Dan doe ik hem de groeten. Hij staat immers volledig buiten dit verhaal en schijnt een goed mens te zijn en voortreffelijke muzikant. Deetje verteld dat hij rechten zou hebben gestudeerd. De brief van Julie werd overhandigd. Deetje las de brief aandachtig. Julie en Deetje zouden beiden 76 jaar oud worden in dat jaar. Deetje zag er zeer verzorgd uit en deed wat ‘Haags’ aan met haar overduidelijk gesoigneerde gesprekstoon. Toch was ik blij dat ik de flat kon verlaten. 

Enige tijd later kreeg ik het verzoek van Julie om Dee, want zo noemde Julie haar op te halen van het vliegveld van Nice. Dee zou voor een dag of tien naar San Remo komen. Wij woonden in die periode gedeeltelijk in Amsterdam en in de buurt van Nice. Deetje zou aankomen met de vroege ochtendvlucht. Op het vliegveld aangekomen stond Dee al in de aankomsthal waar ook de koffers door een band uit de muur zouden verschijnen. Dee zag er wat moe en gespannen uit. Zij keek misprijzend naar de Franse mannen en mompelde: ‘precies wat ik dacht, zij lijken allemaal op criminelen’. Ik schoot in de lach. ‘Tante Dee?’ bent u hier al eens eerder geweest? ‘Nee, maar ik heb voldoende mensenkennis om dit soort gajus door te hebben’. 


Talmend bleef zij bij de bagage band staan. Haar koffer was er al. Er zou nog een grote zilveren schaal van de band moeten komen. Die was te groot geweest voor haar koffer. Het zou een cadeau voor Julie zijn. Na dertig minuten wachten zei Dee. ‘Kom laten wij gaan, die schaal zal wel nooit komen’. Maar tante Dee laten we dan even vragen waar die schaal is en anders aangifte doen? 'Ach laat maar kijk toch om je heen die schaal is allang gestolen'. Protesteren had geen zin en ik liet het er maar bij zitten. In de auto was Dee opvallend stil en keek nauwelijks naar buiten. Een gesprek zat er niet in. Het was een prachtige dag en het landschap tussen Nice en het 55 kilometer verder gelegen San Remo is beeldschoon. Dee bleef strak en peinzend voor zich uit kijken.

Aangekomen in San Remo daalde Dee voorzichtig de steile betonnen trap af naar het tegen een beboste en tussen de kleine kwekerijen gelegen huisje van Julie. Zij hadden elkaar sinds 1942 niet meer gezien. Na meer dan vijftig jaar later keken zij elkaar in de ogen en er was een afstandelijke omhelzing en toch dicht tegen elkaar aan. Er waren tranen bij Julie. Maar er blonk ook een licht vuurtje in ogen van Julie. Een vuurtje waarvan wij als kinderen al wisten, opletten. Bij mijn afscheid waren Julie en ik even alleen. Ma, zij wil vier maanden blijven, wist jij dat? Julie keek mij aan. 'O, dat zien we nog wel'. Een paar weken later. Dee was door de vriend van Julie al eerder die week naar het vliegveld gebracht. Waarom is Dee al weg, Ma? Julie schonk een borrel in en lachte wat mysterieus. 'Ach weet je, zij kon zich niet aanpassen aan onze vrienden'. 'Zij zat maar stil in haar stoel'. In de keuken stond een nieuwe, zeer grote koelkast met dubbele deuren. "Van Dee gekregen als vergoeding voor haar verblijf", vertelde Julie. 

Maar Ma zij is minder dan drie weken bij jou geweest, is dat niet een beetje te veel? Ach zei Julie, wij hadden nog iets anders te verrekenen. Het klonk wat onheilspellend. Ma, wat is er echt gebeurd tussen jullie? Julie deed wat chique en jonge meidenachtig. Zij was immers verliefd op haar Carlo, een veel jongere Italiaanse beeldhouwer. Toch kwam de ernst in haar ogen terug toen zij vertelde dat zij in de eerste week veel met Dee had gesproken over ‘vroeger’ in Indië. Over de oorlog en de Kempeitai

Het moet voor Deetje verschrikkelijk geweest zijn. Julie kan met haar feilloze intuïtie (zelf)bedrog en leugens van mensen fileren tot op het bot. Deetje moet zich naakt gevoeld hebben, eenzaam en beschaamd. Weet je : zei Julie. Het leven gaat ook over ‘vergeven, - maar niet vergeten' voegde zij bedachtzaam toe. Ik voelde mij niet bij mijn moeder op bezoek. Maar in de koffiekamer van een rechtbank. Waar de rechter even bijkomt met een borrel. Na de behandeling van een moeilijke en zeer oude zaak.

Wij hebben in Nederland een échte spionne gekend. Margaretha Zelle. In Nederlands-Indië heeft zij zich de artiestennaam Mata Hari aangemeten. Mata Hari betekend in het Maleis ‘Oog van de dageraad’ ofwel zon. Later zou Mata Hari bekend worden met haar exotische dansen die onder andere geïnspireerd waren op de Javaanse danstechnieken die Zelle in Magelang had opgedaan. Het is nooit duidelijk geworden of Mata Hari écht schuldig was. Maar zij had alle schijn tegen, en werd ter dood veroordeeld. De invalshoek van Ralph Boekholt was ‘ook de mooie spionne’ maar dan uit Bandoeng. Hierdoor heeft Boekholt een kans gemist om Deetje écht aan het praten te krijgen. 

Jan Bouwman heeft Deetje Heijligers nooit van spionage beschuldigd. Hij had het van horen zeggen. En publiceert zijn dagboek. Het Bandoengse publiek werd gewaarschuwd. Voor een zich dom en oppervlakkig voordoend meisje die zo dom was om zich in te laten met Japanse officieren. En later in een juwelierswinkel ging werken aan de Bragaweg. Ja, voorheen was de eigenaar een Nederlander met een Chinese partner. Maar die werden al snel in een van de vele Bandoengse kampen gestopt. Julie werd niet veel later gearresteerd door de zelfde Kempeitai waar Deetje toen nog zo vrolijk mee om ging. 

Leg dat ‘onschuldige uitgaan met Japanners’ maar eens uit aan je eigen nicht waar je samen meer dan twee jaar huiswerk mee hebt gemaakt. Had Deetje per ongeluk voor het verkeerde ‘oog van de dageraad’ gekozen? Die rode zon in de Japanse vlag. 


1941 - Al voor de Japanse bezetting werd de bevolking 
via kranten en radio geïnformeerd over de Japanners. 
Er werd vroegtijdig gewaarschuwd tegen het 
'heulen' met de Japanners

De Indische NSB krant 1936



Maart 1942 - Nederlands-Indië is bezet door Japan 
in kranten en op muren werd onderstaande proclamatie afgebeeld




Deetje Heijligers Moesson 15-11-1989



Julie - Volkskrant 8 december 1986

Julie - Volkskrant 8 december 1986


1943 Een kampbewoonster ergert zich aan het 
'beschamende gedrag van de Nederlandse vrouwen'


Julie, Italië 1996 in de periode dat haar nicht 
Deetje Heijligers op bezoek kwam


1932 - Mata Hari verfilming met Greta Garbo. 
Werd ook in de Indische bioscopen vertoond.


1907 - Mata Hari 
De Friese Margarethe Zelle heeft 5 jaar in Indië gewoond

Geen opmerkingen:

Een reactie posten