Begin juni 1943 verliet
Julie zo onopvallend mogelijk de wasserij van haar moeder in Bandoeng. Het verblijf in de gevangenis van Bandoeng hadden haar angstig en onzeker gemaakt. Haar moeder en jongste zoon hadden haar regelmatig bezocht en zij had de briefjes of het gevouwen papiergeld uit zijn kinderknuistje altijd snel in haar bloes verstopt om deze later te kunnen lezen. Door bemiddeling van Indonesische vrienden kwam Julie vrij maar het was duidelijk dat zij beter uit het zicht van de Japanners moest blijven. Zij nam
de bus naar Cirebon om onder te duiken bij een Indonesische vriendin. Julie had
haar haren in een strak Javaans knotje gestoken en viel met haar kleine
gestalte nauwelijks op tussen de Indonesische bevolking. In het blog van de
Java Post beschrijft Frits J. Suyderhoud
op informatieve wijze over de situatie in Bandoeng buiten de kampen. Net zoals Julie zou hij na afloop van de oorlog
beticht worden van collaboratie. Voortkomend uit de toenmalige sfeer van
frustratie, jaloezie, onderling verraad, geroddel en gebrek aan feitelijke informatie.
Julie zou op de vlucht
blijven voor de Kempei Tai tot oktober 1945. Om in leven te blijven handelde
zij in sieraden en andere kostbare voorwerpen van mensen die zich niet op
straat konden of durfde te begeven. Zij verkocht de sieraden veelal aan Chinese
handelaren in de marktwijk van Cirebon. Cirebon leek veilig voor Julie. Het was altijd al een echte stad voor Indonesiërs geweest en had weinig koloniale gebouwen. Er stond wel een relatief nieuwe gevangenis die Boei Lama werd genoemd. Een gedeelte van de verkoopopbrengsten was
voor Julie en hiermee kon zij zich zelf in leven houden terwijl zij bij een Indonesische
vriendin onderdak had. Toen het na enige maanden te gevaarlijk werd in Cirebon
is Julie schielijk naar Batavia getrokken en heeft zich gemeld bij de Indische
familie waar zij in de jaren 1938/1939 een kamer huurde toen zij als beambte
bij de PTT van Batavia werkte.
Julie woonde in de wijk
Meester Cornelis. Alwaar zij na enige maanden oud schoolvriendin Marie
ontmoette die samen met haar Indonesische echtgenoot in een Japanse Sakurai-kantoor ofwel Japanse Toko, als bedienden werkten. In deze groothandel werden behalve voedsel
ook Indonesische en Japanse luxe producten verkocht. De winkel werd druk
bezocht door Japanse militairen en burgers en Julie verrichte hand en
spandiensten waardoor het leek dat zij als medewerkster legitiem voor de
Japanners werkte. Tijdens deze periode wisselde Julie herhaaldelijk van
slaapplaats waardoor de kans op verraad verminderd werd. Op gezette tijden leende
Julie het reispasje van Marie waarop een foto was aangebracht die sterk leek op
Julie. In combinatie met het kaki kleurige bedrijfsjurkje van Marie voorzien
van een geborduurde kersenbloesem durfde Julie het verschillende keren aan om
naar Bandoeng te reizen om haar kinderen te bezoeken. Moeder Charlotte had
inmiddels jongste zoon Ted afgestaan aan Ukkie
Sombeek een kinderloze oud collega van de PTT Bandoeng. Zoontje Billy was
bij moeder Charlotte in het grote huis naast de wasserij aan de Merdikaweg
achtergebleven.
Terwijl Koningin
Wilhelmina op circa 75 kilometer van Londen verbleef op het landgoed Stubbings
House en samen met Prins Bernard kantoor hield op Chester square 77, maakte zij
zich grote zorgen over o.a. Indië. Wilhelmina had meer dan ooit te brokkelen in
de regeringsmelk omdat er geen parlement was wat haar controleerde. Ondertussen
werd de echtgenoot van Julie, William
opgeleid op de luchtmachtbasis van Jackson
in Amerika. Julie had via de gecensureerde post vernomen dat William via
Australië naar Amerika was vertrokken. Meer wist zij niet, pas na aankomst in
Nederland december 1946 zou Julie vernemen hoe het haar echtgenoot was vergaan.
Midden 1943 was Nederland
al weer drie jaar bezet door de Duitsers. Anton Deijmann was al maanden niet
meer bij zijn echtgenote en kinderen aan de Marco Polostraat geweest. Zijn
moeder woonde een straatblok verder eveneens in de Marco Polostraat. Zijn angst
voor razzia’s was zeer gegrond en bracht hem er toe om veel onderduik adressen
te hebben. Daar durfde Anton die inmiddels een ‘Ausweis’ had op naam van Ton
van Dijk ’s avonds nog wel naar toe om ’s morgens heel vroeg weer te
vertrekken. Veelal bracht hij illegaal verkregen etenswaren mee voor zijn
moeder en vrouw en kinderen. Als Anton weer weg was dan werd het eten opgehaald
door zijn vrouw. Anton leidde een zwervend bestaan tot mei 1945. Julie en Anton zouden
elkaar in maart 1947 in een lunchroom aan het Leidseplein ontmoeten. Beiden
hadden indertijd een geschiedenis van vluchten, onderduiken, honger, verlies, eenzaamheid,
verraad, geweld, verdriet, achter zich. De overeenkomsten zijn de woorden niet
de geografische achtergronden. Links Nederland verzette zich hevig tegen de
aanstaande Politionele acties in Indië. Julie was in november 1946 in Rotterdam
aangekomen met een troepenschip wat op de heenweg Nederlandse militairen naar
Java had vervoerd. De oorlog was nog niet afgelopen voor Nederland.
Julie werd na aankomst in
Nederland dagelijks geconfronteerd met haar afkomst. Haar kleine knappe
Indische gestalte en haar donker gekleurde huidskleur met het prachtig golvende
zwarte haar gaven de Nederlanders het idee dat zij jarenlang onder de tropische
zon heeft kunnen genieten van klappermelk en heerlijke rijst. Julie had volgens
de toen geldende opinie geen enkel recht op klagen en verdriet moest zij maar
voor zich houden. Ook Anton was nog vol
geweest van ‘zijn oorlog’. Hij was een charmante grote man. Hij werd vaak
vergeleken met de indertijd zeer geliefde Engelse acteur Gary Grant. Anton was
de Gary Grant van Restaurant Formosa
de indertijd bekende Tearoom aan de Kalverstraat waar nog jaren na de tweede
wereldoorlog veel oud verzetsstrijders zich op zaterdagen zouden verzamelen.
Julie zocht bescherming na de bange jaren in Indië
in het haar volstrekt onbekende Nederland waar zij sinds enige maanden woonde.
Julie was net 26 jaar oud geworden en weduwe. Anton had in januari 1947 zijn
vijfendertigtigste verjaardag gevierd bij zijn moeder en een echtscheiding
aangevraagd. De oorlog had voor Anton en Julie alle bekende normen en waarden
in een ander daglicht gebracht. Familie leden waren omgekomen. Families’ waren
uit elkaar gerukt. Of hadden zich eventueel voor en tijdens de oorlog misdragen
of waren door honger en ellende volledig van persoonlijkheid veranderd. Anton wilde Julie graag
beschermen en wegwijs maken op zijn Amsterdamse
grondgebied. Anton zocht iemand die hem uit de oude familiebanden en uit zijn
verleden van armoede en gebrek aan kansen kon bevrijden. Beiden wilden hun
trauma’s geen kans geven om over hen te heersen in een land wat zich uiterst
moeizaam herstelde van vijf jaren overheersing door een vreemde mogendheid. Zij
hadden elkaar.
Anton heeft nooit gevangen
gezeten en is op wonderbaarlijke wijze voortdurend uit handen van Duitse
bezetters gebleven. Julie heeft pas jaren later verteld dat zij tijdens de
Bersiap-periode (oktober 1945-begin 1946) meer dan 7 maanden onder zeer
erbarmelijke toestanden in oude smerige gevangenis te Cirebon heeft
doorgebracht. Als het over de oorlog ging dan liet zij Anton het woord wel
voeren. Haar oorlog telde immers niet echt mee! Hiermee mag niet verondersteld
worden dat Anton geen oor voor Julie’s verleden had. Hij bemerkte vaak genoeg
dat Julie volkomen dichtklapte als het over Indië ging. Zij trilde dan en keek
met afgewend hoofd veelal betraand naar een lege hoek in de ruimte. Julie zweeg tot 1971. Julie zwierf in Batavia
1944 tot voorjaar 1945 van slaapplaats naar slaapplaats. Julie was handig in
het regelen van voedsel voor de mensen die haar onderdak boden. Zij werd
geholpen door Marie en haar man die haar op de fiets boodschappen lieten doen
voor de klanten van de Sakura toko. Waaronder het wegbrengen van boodschappen
naar de bordelen waar met name Europese, Chinese en Indonesische meisjes onder
dwang of vrijwillig hun diensten verleenden aan de Japanners. Indo-Europese
meisjes en vrouwen werden over het algemeen niet geronseld voor deze bordelen
omdat er bij de Japanners groot wantrouwen was ten opzichte van Indo meisjes (Bart van Poelgeest 1994).
Chinese Toko
Japanse winkel in Jogyakarta met filiaal in Batavia
Uit een Japans fotoboek
Het onderkomen van Koningin Wilhelmina in 1943 - Stubbing House
Wilhelmina's rede voor Radio Oranje op 2 september 1943 baarde verbazing en kritiek:
'Ik wil u thans enkele mededelingen doen omtrent hetgeen er hier wordt voorbereid voor het tijdstip uwer bevrijding. Een aanzienlijk aantal landgenoten is opgeleid voor de uitvoering van de reeds eerder door mij genoemde staat van beleg. Zij zullen onder leiding van een militair belast worden met de uitoefening van het militair gezag. Dit militair gezag zal op het uur der bevrijding aanwezig zijn'.
Wilhelmina had schoon genoeg van het parlementaire gedoe van voor de oorlog. De door Wilhelmina aangekondigde veranderingen bleken in 1945 geheel anders uit te pakken wat Nederlands-Indië betreft.
Een reactie van J.H. Doorn in de illegale Oranje krant op deze toespraak liet een ander geluid horen;
Wilhelmina in gesprek met Engelandvaarders 1943
Amsterdam 1943 - een zeldzame foto van een razzia
Een winkel etalage in Amsterdam 1943
Een winkeletalage in Amsterdam met SS propaganda - 1943
Het Hinomaru Hotel in Solo met een bekende naam voor Japanse bordeelbezoekers
De Japanse vlag wordt ook Hinomaru genoemd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten