Bantjeuj bevond zich op nog geen 15 minuten lopen van de Merdikaweg
waar oma Charlotte met de twee kinderen van Julie in de wasserij van Mijnheer
De Block woonde. Na de zware
verhoren begin december door de Kempeitai (Japanse militaire politie) was
Julie een paar dagen vrij geweest en alsnog opgehaald en in een gemengde
afdeling van Bantjeuj opgesloten. Een afdeling waar met name Ambonezen om
politieke redenen werden vastgehouden. Op onbepaalde tijden werden zij
opgehaald door de Indische politie of de Koreaanse bewakers om ‘verhoord’ te
worden. Julie zou hun strakke gezichten nooit meer vergeten. Na de verhoren
werden zij vaak meer dood dan levend terug gebracht en zo goed mogelijk door de
medegevangen verzorgd. Pas na meer dan vijftig jaar kon Julie kortaf en met
ingehouden emoties vertellen over de gemartelde Ambonezen die na de verhoren
het leven zouden laten in het schemer van de slecht verlichte ruimte. Het waren
vaak intense momenten als de stervende mannen hun hoop uitspraken dat hun
familie en kinderen het ooit nog goed zouden hebben als die ‘rot oorlog’
voorbij zou zijn. Het was hun onvoorwaardelijke liefde voor God en Vaderland
die grote indruk op Julie hadden gemaakt. Het merendeel van de gevangen genomen
Ambonezen waren KNIL militairen die trouw hadden gezworen aan Koningin
Wilhelmina en hierin zo onverzettelijk bleken te zijn dat de Japanners hen als
een groot gevaar zagen.
In 1992 braken er op Ambon hevige onlusten uit gericht tegen
de komst van de eerste Islamitische Gouverneur op Ambon. De Christelijke
Ambonezen voelden zich diep gekwetst en bedreigd door deze politieke zet van
President Soeharto om via deze vorm van Islamisering alsnog in het zadel te
kunnen blijven. Door de berichtgeving in de internationale kranten kwamen bij
Julie de beelden uit de Bantjeuj gevangenis weer naar boven. De beelden van de
dappere Amboneze mannen die in haar schoot waren gestorven of met een strakke
maar ongebroken blik naar boven hadden gestaard en met hun handen op hun rug
gebonden gewacht hadden op het zwaard wat met een zucht hun hoofd van hun
lichaam zou scheiden. Julie en haar medegevangen moesten de onthoofdingen
verplicht aanzien op de schaars verlichte binnenplaats. Niet kijken zou betekenen
dat zij het zelfde lot zouden ondergaan. Nadat Julie eind februari 1943 vrij
kwam heeft zij besloten om de twee kinderen bij haar moeder achter te laten en
schielijk uit Bandoeng te verdwijnen. Zij zou jarenlang op de vlucht blijven
uit angst voor de Kempeitai. Julie heeft vanuit haar huisje in San Remo eind
1992 een serie emotionele oproepen geschreven aan o.a. het adres van Amnesty
International opdat Amnesty toch vooral veel aandacht zou schenken aan het lot
van de vervolgde christelijke Ambonezen op Ambon en de andere Molukse
eilanden.
Pas rond de kerstdagen van 1942 mocht haar moeder wat
eten komen brengen. Oma Charlotte had Julie’s oudste zoontje meegenomen. Die
zal zeker niet vergeten zijn dat het pannetje met eten door het grote hek aan
de straatkant door een sterk vermagerde en diep verdrietige Julie werd
aangenomen. Het waren die spaarzame en korte momenten dat Julie zich wél
verbonden zou voelen met haar moeder. Vele jaren later zou haar ouder geworden
moeder het zelfde doen. Julie had inmiddels een groot en druk gezin. Haar
moeder woonde in het grote gezin van Julie en zou bij gelegenheid Julie van
kleine Indische hapjes voorzien als Julie weer eens een periode had van hoge
concentratie die nodig was om de huishoudkas aan te vullen. Julie sloot zich
dan op in haar kleine ‘kantoortje’ om een reclame campagne af te werken waar
een ‘dead line’ aan kleefde. Het waren dan die kleine Indische lekkerheden van
oma Charlotte die haar op de been hielden. Net zoals toen, kerstmis 1942 in
Bandoeng.
Er zullen in de schemerige ruimte van de Bantjeuj
gevangenis zeker momenten zijn geweest dat Julie aan haar vader Ferdinand
gedacht zal hebben. Al jaren had zij niets meer van hem gehoord. Zij wist dat
hij in India woonde. En dat hij manager was van een suikerfabriek in de buurt
van de Indiase stad Allahabad. Zijn laatste brieven waren van ver voor 1940
geweest. Het zou hem goed gaan had hij geschreven en weinig meer. Natuurlijk
had hij ook geschreven dat de oorlogsdreiging ook veel onrust in India had
gebracht. De Indiërs roken net zoals de Indonesiërs een mogelijke bevrijding
van het koloniale bewind en in beide koloniën werden de krachten gemobiliseerd
om juist het koloniale bewind in stand te houden of er tegen in verzet te
komen. De internationale postverzorging in beide koloniën werd hierdoor onder
toenemende censuur geplaatst maar ook de internationale zeevaart ondervond al
grote moeilijkheden waardoor de postbezorging grote vertraging opliep en veel
postzakken gewoonweg niet meer bezorgd konden worden. Pas in 1998 zou Julie
enigermate gaan weten hoe het haar vader Ferdinand was vergaan vanaf 1940. De
vaste lezers van dit blog weten inmiddels wel dat Ferdinand in november 1900 in
Soerabaya is geboren als zoon van een in Amersfoort geboren stuurman Adriaan Hendrik
van der Steur die in december 1899 in
Soerabaya zou trouwen met Jeanne (Joanna Carolina Elisabeth) Heijligers. Een dochter uit een
hoogstaand militair geslacht wat zich al voor 1850 op Java gevestigd had en
veelal woonachting waren in Batavia, Djokja en Solo. Vanaf circa 1850 zouden
nakomelingen ook hoge ambtelijke posities gaan in nemen als rechter,
deurwaarder, leraar of anderzijds.
Ferdinand groeide op als enig kind in Soerabaya en later
in Bandoeng en heeft zijn vader weinig gezien. Adriaan werd in 1901 ernstig ziek
(depressief) opgenomen in de Centraal Burgerlijke Ziekeninrichting van de
buitenplaats Lawang. Daar bevond zich ook een ‘Krankzinnigen afdeling’. De
oorzaak van de depressiviteit laat zich enigszins raden. In de voorgaande
periode had Adriaan al eerste machinist op een ‘opiumjager’ van de
Gouvernementele Marine gewerkt. In die jaren was Nederland de grootste
opiumproducent van de wereld en om de opiumsluikhandel tegen te gaan werden er
speciale schepen ingezet om de illegale opium smokkel te bestrijden. In de
voorgaande jaren was Adriaan al herhaaldelijk van positie veranderd en leek het
nergens lang vol te kunnen houden.
Kennelijk was de spanning die rond de opiumjacht hem te veel geworden.
Uiteindelijk is Adriaan meerder malen opgenomen geweest en is zonder vrouw en
kind op langdurig verlof gegaan naar Nederland. In 1907 zijn Adriaan en Joanna
per post gescheiden vanuit Den Haag. In hoeverre Ferdinand heeft geweten dat
hij in 1912 een halfbroer (Frits) heeft gekregen weet ik niet. Ferdinand zal
vermoedelijk wel hebben vernomen dat zijn vader in 1914 en 46 jaar oud na een
storm en het vergaan van zijn schip begin oktober levenloos op het strand bij
Wijk aan Zee was gevonden.
Ferdinand bleek een levendig en intelligent kind te zijn.
Ondanks de afwezigheid van zijn vader en de aanwezigheid van een zeer dominante
moeder verliep zijn lager school periode en zijn scholing op de Christelijke
HBS zeer voorspoedig. Zijn grote belangstelling voor stoommachines en
stoomtechniek zou zeer van pas komen bij zijn opleiding tot machinist van
suikerriet verwerkende machines die over geheel Java verspreid te vinden waren
in de meer dan 100 suikerondernemingen. Op negentienjarige leeftijd ontmoet
Ferdinand in de Suikerfabriek Poerworedjo de 23 jarige Nederlands-Indische Charlotte
Deuning en hun eerste kindje wordt in december 1920 geboren. Zij trouwen in
januari 1921 en in 1922 wordt hun zoontje Gerardus (Boy) geboren en heeft
Ferdinand een goed betaalde positie als tweede machinist van de Suikerfabriek
Delanggoe verworven. Door verdere studie behaalt hij elk jaar nieuwe
‘suiker diploma’s’ en wordt ook actief binnen de Bond van Suiker
Geëmployeerden’ en verwerft hiermee aanzien en status als ‘notabele figuur’. Na
aanvang van de grote economische wereldcrisis vanaf 1929 verslechterde de
export van de suiker en in 1932 raak ook Ferdinand zijn positie en
bedrijfswoning kwijt. Hij bracht zijn vrouw Charlotte en de twee kinderen in
een veel kleinere en eenvoudige woning onder en in het buitenland op zoek naar
werk. In 1933 vertrok hij naar de Filippijnen en in na enige maanden vond hij
een nieuwe betrekking in West Bengalen en liet Charlotte overkomen. Hun relatie
was al onder druk komen te staan door het veel lagere inkomen en Charlotte
voelde zich bijzonder ongelukkig in het door de Engelsen overheerste India en
kon ook slecht uit de voeten met de Indiase mentaliteit die zo verschillend was
van hetgeen zij als Indo-europese uit de hogere middenklasse op Java gewend was geweest. Na enige
maanden was zij al weer terug op Java en bracht Julie onder in een pleeggezin
en haar zoon naar het Instituut van
Pa van der Steur en trok zelf in bij een oudere zus die een pension
beheerde in Bandoeng. Het gezin was in 1936 definitief uiteen gevallen.
De liefhebbende vader was een verre vader geworden. Ook
Ferdinand zal zich ongelukkig gevoeld hebben maar wist dat goed te verbergen
(weg te drukken?). In oktober 1936 werd de scheiding definitief uitgesproken
terwijl Ferdinand nog in Allahabad verbleef. In december 1936 reisde Ferdinand
naar Java en verbleef een week in het bekende Bandoengse Hotel Homan. Daar
vertelde hij opgetogen over zijn nieuwe liefde. Een beeldschone jonge Engelse
vrouw die zwanger zou zijn van hun eerste kindje. Julie was blij geweest voor
haar vader en had ook genoten van zijn aanwezigheid. Het zou de laatste keer
zijn dat Julie hem zou zien. De vader die zij in de jaren die volgenden zocht
was het beeld van een gelukkig ogende jonge zesendertig jaar oude man. Pas in
1998 zou Julie na een eerste ontmoeting met haar halfzus die in 1937 in
Calcutta werd geboren, gedeeltelijk horen hoe het haar vader was vergaan vanaf
die laatste dagen in Bandoeng 1936.
Door oudere brieven uit het dossier van Julie en de meer
recente contacten met de andere halfzusters en broers van Julie maar ook door
het snuffelen in wereldwijde archieven werd steeds opnieuw duidelijk dat
economische crisissen en oorlogen de mensheid enorm in beweging kan brengen.
Als verdriet (en verdringing) een beest is wat diep onder de huid verborgen kan
blijven en in onuitspreekbare trauma’s of onbegrepen lichamelijke klachten
vertaald word of als het geheugen opspeelt. Dan lijkt het overlevingsinstinct
het lange tijd te winnen van het verdrietige beest wat toch nog onverwacht
opspeelt na zich zo lang verscholen te hebben. Dan uit het verdrietige beest
zich niet alleen met tranen, er komen ook boosheid en soms kleine of grote
woede mee. Maar ook de wens om erkenning en of genoegdoening.
De kerstdagen
waren voor Julie altijd een belangrijk feest gebleven. Een feest waarop zij
vooral de wereldvrede wilde vieren. Na haar scheiding in 1992 gunde Julie het
verdrietige beest meer vrijheid. Zij vierde de kerstdagen na een vijfenveertig
jaar durende relatie geheel alleen. Julie liet haar verdrongen herinneringen
vrijelijk toe. Julie schreef hierdoor veel brieven aan haar kinderen, aan haar
ex-echtgenoot en begon
oude ook rekeningen te vereffenen. Hierin leek zij in het geheel niet op
haar vader Ferdinand of op haar moeder Charlotte. Als geen ander ging Ferdinand
verdriet en tegenslag uit de weg en begon telkens opnieuw een nieuw leven
zonder het vorige leven voldoende af te ronden. Hierin verschilde hij niet veel
van de andere grootvader. De vader van Julie’s tweede echtgenote die net als
zijn vader Anton
genoemd werd. Lees meer over Ferdinand die zich vanaf 1937 Peter liet
noemen in het volgende blog artikel.
Het Huis van Bewaring Bantjeut - Bandoeng - Penjara Banceuy Bandung
Banceuy Bandung - Bantjeut Bandoeng
Bandoeng voor de Japanse bezetting in 1942
19 dec 1942 De blijde aankomst in het Tjihapitkamp - Bandoeng'
Sakit betekend ziek in het Japans
De hygiëne in de kampen was gebrekkig. Er was een tekort aan water, zeep en schoonmaakmiddelen. De afvoer van de wc’s gaf problemen en… stank. Ziektes kregen in zo’n omgeving volop de kans. Maar medicijnen werden amper verstrekt. Dysenterie, buikloop, kwam vaak voor. Door ondervoeding hadden veel mensen hongeroedeem. In sommige kampen was aan het eind van de oorlog 1/3 deel ziek. Van de 140.000 geïnterneerden overleden er 20.000.
Vlak voor haar vertrek naar Nederland op 24 oktober 1946 met de Ms. "Klipfontein". Heeft Julie die in Indië Jill of Jilly werd genoemd een zeer gedecideerde afscheidstekst in de krant laten opnemen. De afkorting p.p.c. staat voor 'pour prendre congé'. Alhoewel haar moeder ook op het zelfde schip meereisde heeft Julie haar naam niet in de advertentie opgenomen. Haar moeder had het tweede kindje Teddy tijdens de bezetting aan een andere vrouw gegeven. Na een maandenlange en zeer verbeten strijd heeft Julie haar zoontje tenslotte terug gekregen. Pas tijdens de wekenlange reis naar Nederland zijn moeder en dochter weer enigermate tot elkaar gekomen.
Vanaf 1947 kwamen er in Indië processen op gang. Uit onderstaand artikel blijkt opnieuw dat ook de Indonesiërs vaak zeer heftig tegen de Ambonezen gekant waren geweest tijdens de Japanse bezettingsjaren.
Kenpei spionne No. 30
Geen opmerkingen:
Een reactie posten