Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

Zenuwzwakte en racisme en Ferdinand wordt verliefd op Charlotte in Nederlands-Indië


‘Zo leuk was het allemaal heus niet geweest’ hierbij doelde Julie op de grote groepen oud-Indiëgangers en Indo’s die na de tweede wereldoorlog dus vanaf 1945 naar Nederland waren gekomen, en die volgens Julie aan ‘verheerlijking’ deden. De geschiedenis van Julie is door haar relativerende geslotenheid en stille verdriet incompleet. De foto’s en andere afbeeldingen uit het oude Nederlands-Indië zijn ‘momentopnamen’ van een tijd die al weer lang achter ons ligt. Beelden van grote huizen met ruime terrassen omgeven door tropische planten. Met poserende volwassen en kinderen in tropenkleding met soms een aantal inlandse bedienden die zijdelings op de foto staan en wat onzeker kijken. 

Julie had een blanke grootmoeder en grootvader van de kant van haar vader. Het enige kind van haar grootouders was haar blanke vader. Julie had een vader die in Soerabaya op Haagse wijze werd opgevoed en naar de Hollandse lagere school en de Hollandse HBS beiden in Soerabaya werd gestuurd. Als hij na school naar huis kwam was er zijn lieve baboe die hem als kind jaren lang waste en naar bed bracht. En hem fijne hapjes toestopte die zijn moeder verbood. De lieve en warme baboe was zo anders als zijn strenge en afstandelijke moeder. De baboe van Ferdinand kon lief troosten. 

Toen Ferdinand ver van zijn moeder en baboe aan zijn eerste baan begon als negentien jarige assistent-machinist op een suikerfabriek in Poerworedjo werd hij al snel verliefd op de vier jaar oudere Charlotte. Een halfbloed meisje met de warme melancholische maar troostende uitstraling van zijn baboe en die net zo accentloos Nederlands sprak als zijn moeder. 

Twee maanden na de geboorte van hun eerste kindje Julie, trouwden zij heimelijk en zonder groot feest in het huis van de assistent-resident niet ver van het station van Jenar. De moeder van Ferdinand was niet aanwezig, zij was woedend en diep verdrietig geweest. Haar énig kind was gevallen voor een meisje uit de lagere rangen. Dat gaf toch geen stand, en wat zou men in Holland wel niet denken.  

Die mooie oude Tempo Doeloe beelden die in menig boek over het oude Indië te vinden zijn en zo gekoesterd worden. Beelden die zelden de kleine en grote waarheden aan het licht brengen rond de discriminerende en racistische opvattingen en de daarbij bedachte wetten die de koloniale overheersers de inlandse bevolking oplegde. 

Er waren drie soorten wetten: Voor de Inlanders,  voor de nieuwe ‘tussenlaag’ die Indo’s werden genoemd en voor de Europeanen c.q. Nederlanders. De rechtspositie van de Indo’s zou pas vanaf 1898 enigszins verbeterd worden. Vanaf de VOC periode begin 1600 werden er al gemengdbloedige kinderen geboren o.a. door het grote gebrek aan blanke vrouwen. In een later stadium zouden deze kinderen zich weer mengen met andere halfbloed kinderen of anders met een Hollander of een inlander. 

Het Indo zijn komt dus voor in vele varianten. Julie werd geboren uit een blanke vader en een halfbloed moeder maar zag er desondanks zeer Indisch uit. Al jong werd haar voorgehouden dat zij ‘anders’ was en zich vooral zeer Hollands diende te gedragen. Door haar zeer Indische uitstraling kon Julie zich tijdens de Japanse bezetting relatief onopvallend in verschillende steden op Java min of meer schuil houden. Eenmaal in Nederland aangekomen eind 1946 werd Julie er bijna dagelijks aan herinnerd dat zij Indisch was, dus anders. Of zij Nederlands sprak (begreep) en kon schrijven werd haar vaak gevraagd. 

Het verhaal rond Julie noteren is als een dwaaltocht door een ver verleden waarin kleine en grote gebeurtenissen voortdurend nieuwe consequenties lijken te hebben, niet in het minst voor het opslagvermogen in het DNA van Julie en haar kinderen en kleinkinderen. Ouderwetse uitspraken zoals ‘je neemt er wat van mee’ of ‘je houd er wat aan over’ krijgen weer betekenis. Julie en haar nakomelingen komen immers voort uit gemengde relaties. De moeder van Julie heet Charlotte Deuning en háár moeder was een Javaanse uit de kraton van Yogyakarta en geboren rond 1855. Bezien met de toenmalige westerse ideeën over de ‘Inlanders’ moet mijn overgrootmoeder primitief, infantiel en ook ‘niet goed snik’ zijn geweest. 

De in Solo (Soeracarta) geboren overgrootvader van Julie, Casper F. Deuning (1841) was ook niet helemaal van het zuiverste bloed en zou daardoor niet op kunnen klimmen op de maatschappelijke ladder om bijvoorbeeld hoofdambtenaar te worden. Hij bracht het tot administrateur van de Suiker Fabriek Tjokro Toeloong in de buurt van Klaten. De beste posities waren immers gereserveerd voor Hollanders met 100% Nederlands bloed.

De Rotterdamse verfhandelaar Hendrik Tollens schreef in 1816 een prijswinnend en later tot volkslied verheven gedicht:

Wien Neêrlands bloed in d’âd’ren vloeit,
Van vreemde smetten vrij,

Dat  was duidelijke taal en sloot zo mooi aan op de goedburgerlijke opvattingen ter bescherming van de geldende normen en waarden om het anders zijn (dus geen Hollander) en afwijkend gedrag tot infantiel, ziek of ongewenst te verklaren. Een zienswijze die ook naar Nederlands-Indië werd geïmporteerd (en ook heden nog op nieuwkomers in Nederland als etiket wordt geplakt). 

Dat je door een verblijf in Nederlands-Indië enorm zou veranderen en ook de tropenkolder kon oplopen of ‘zenuwziek’ kon worden blijkt wel uit een artikel in de toenmalig veel gelezen “De Gids”. In het magazine verscheen in 1888 een artikel van de arts Th. Swart Abrahamsz. over Eduard Douwes Dekker. Toen al zeer bekend onder zijn pseudoniem Multatuli en schrijver van o.a. het veel gelezen boek Max Havelaar. Een geromantiseerde aanklacht tegen de uitbuiting van de Javaanse landarbeiders maar ook een aanklacht tegen de toenmalige politieke keuzes. 

Het is niet bekend of Dr. Swart Abrahamsz ooit in Nederlands-indië is geweest maar Swart Abrahamsz dacht aan te kunnen tonen dat Dekker behoorlijk ziek(er) was geworden vanwege zijn verblijf in de ‘West’. Lees eens aantal passages mee uit een van de vele lezenswaardige ‘opstellen’ van de letterkundige Jean Koene* die geven een goed beeld van de polemieken geschreven na het overlijden in 1887 van Multatuli. Het opstel uit 1997 is getiteld; ‘Een hooggewaardeerde zenuwlijder’

‘eene ziektegeschiedenis’

Na de dood van Multatuli, in 1887, werd het stilzwijgen doorbroken en barstte de kritiek los. De aanzet daartoe werd in 1888 gegeven door een neef van Multatuli, de arts Dr. Swart Abrahamsz. Die schreef in dat jaar een stuk in het tijdschrift De Gids, niet over het werk, maar over de persoonlijkheid van Multatuli. Met die persoonlijkheid bleek iets ernstigs aan de hand. Op grond van medische en ‘zielkundige’ analyse was Swart Abrahamsz tot de slotsom gekomen, dat Multatuli geestelijk niet in orde was en als gevolg daarvan niet verantwoordelijk kon worden gesteld voor wat hij deed en schreef. 

Het resultaat van het onderzoek werd gepubliceerd in De Gids onder het veelzeggende opschrift: ‘Eene Ziektegeschiedenis’. Douwes Dekker leed — volgens de diagnose van Swart Abrahamsz — aan een zenuwziekte, die ten gevolge van zijn verblijf in Nederlands-Indië zeer ernstige vormen had aangenomen. 

Was hij in Nederland gebleven, dan zou de patiënt er minder slecht aan toe zijn geweest, want hier zouden ‘de eischen der Europeesche samenleving en voornamelijk de eisch van beroepskeuze’ een matigende uitwerking op zijn ziekte hebben gehad. Aan zijn verblijf in de tropen was het toe te schrijven, dat het met de zenuwlijder helemaal de verkeerde kant op ging. Het onderzoek dat Swart Abrahamsz had ingesteld, wees uit dat Douwes Dekker een ongevaarlijke neurasthenicus was. Doordat hij nogal tenger was uitgevallen, had de maatschappij niets van hem te vrezen. Heel anders zou het zijn geweest, als hij een atletisch type was geweest. In dat geval had men hem, in zijn eigen belang en in het belang van de maatschappij, moeten opsluiten in een krankzinnigengesticht of in een gevangenis.

Dr. Swart Abrahamsz had inderdaad bijzondere ideeën over geestesziektes die mede door het aanwezig zijn Indië versterkt zouden worden. Neem anders zijn opmerkingen over Chinezen in zijn artikel over Multatuli :

Opmerkenswaardig is het in elk geval, dat de breedgeschedelde (brachycephale) volken, zooals b.v. de Chineezen, een zeer weinig ontwikkeld voorstellingsvermogen hebben, bij groote intelligentie en krachtigen wil.

Dr. Swart Abrahamsz is nog niet helemaal klaar met Multatuli;

Voorts zijn er onzes inziens nog enige factoren, die schadelijk inwerken op het zenuwgestel van den Europeaan in Indië, en die ook bij Douwes Dekker hun invloed niet hebben gemist. In de eerste plaats werkt het klimaat verzwakkend. Is deze invloed al niet dadelijk merkbaar op het individu, dat zij op de progenituur nimmer geheel uitblijft, pleit ontegensprekelijk voor haar bestaan. Wij gelooven niet te veel te zeggen, door te beweren dat nakomelingen in het vierde geslacht van Europeanen - geheel onvermengd - in de tropen niet voorkomen. 

Waar het tegendeel verzekerd wordt is de bewering verdacht en niet te bewijzen en mocht het wèl het geval wezen, dan zijn de gevallen toch zeldzaam. Doch meestal is de schadelijke invloed wèl merkbaar bij het individu en mocht men zelf er ook niets van meenen te bespeuren, zoolang men in Indië is, dan komen de neurasthenische verschijnselen toch te voorschijn, zoodra men zich naar Europa verplaatst. Zoowel de bekende ‘apathie’ als de ‘irritabiliteit’ van onze Indische landgenooten zijn verschijnselen van zenuwverzwakking. 

Wie pas in Indië komt, herkent zijne landgenooten niet meer. Niet onaardig gaf Van Rijckevorsel den indruk, die zij op hem maakten weêr, door te zeggen, dat het hem voorkwam, als waren zij allen onder den verdoovenden invloed van morphine. Hij zou echter, bij nauwkeuriger observatie hebben ingezien, dat dit hoofdzakelijk geldt van de zoogenaamd hooggeplaatste ambtenaren, dat de ‘hommes satisfaits,’ - die in woorden en daden steeds blijken nimmer voldaan te zijn - veelal dit kenmerk vertoonen, maar dat er onder de jongeren en onder de lagergeplaatsten velen gevonden worden, die u voorkomen in een voortdurenden staat van zenuw opgewonden-heid te leven. 

Welnu, dat een zenuwstimulans onzen kalmen landaard geen minder beminnelijk aanschijn verleent, kan men aan het Indische leger waarnemen. Het Indische leger draagt een stempel, heeft een wijze van doen en laten, een bij de Hollandsche dapperheid en taaiheid gevoegd ‘élan’, dat men bij een Hollandsche troepenmacht niet zou zoeken.

Krankzinnig worden kwam ook in het oude Indië kwam regelmatig voor. Het Maleise woord amok is ook in Nederland jarenlang goed ‘ingeburgerd’ geweest. In het woordenboek staat: plotseling onbesuisd optreden, opschudding verwekken. Ofwel zomaar iemand aanvallen of willen vermoorden. Later kregen hele groeperingen de naam van amokmakers. De Nederlandse psychiaters in Indië die indertijd in de ‘krankzinnigenzorg’ werkten ontdekten ook andere ziektebeelden zoals ‘tropenkolder’ een tropische variant op de in Amerika 1869 ontdekte ziekte ‘neurasthenie’. Tropenkolder kon je krijgen door langdurig en eenzaam verblijf in de tropen. Neurasthenie behoort tot de somatoforme stoornissen

Men heeft dan lichamelijke klachten waar geen lichamelijke ziekte bij gevonden kan worden.  Tegenwoordig valt het onder de chronische vermoeidheid ziekten zoals fybromyalgie. Ziek worden in de tropen was toen ook al geen pretje. De diagnostiek was nog zeer beperkt evenals het aantal ‘behandelbare’ ziektebeelden. In de Javapost.nl schrijven Menne Bartelsman en Pieter Eckhardt een geslaagd artikel over vier psychiatrische syndromen die in Indië behandeld werden.

Voor de Europeanen waren er wel zorg voorzieningen maar voor de Indo’s en inlanders was dat een aanzienlijk minder of soms in het geheel niet. Hierbij speelde ook een rol of je een Nederlands Onderdaan was. Rond 1880 woonden er circa 60.000 Europeanen in de Indische archipel. Hoeveel Indo’s er werden geboren werd niet bijgehouden. Als een militair een syfilis  had opgelopen dan kon hij wel behandeld worden maar zijn Njai niet. 

Als de militair genezen werd verklaard dan was het advies om een nieuwe vrouw te zoeken snel gegeven. Inlandse vrouwen die syfilis hadden in de ‘sluimerstand’ gaven zonder dat zij het wisten de ziekte door aan hun nieuwe kinderen. Die werden dan ‘Tolol’ (dom, getikt). Maar er was verbetering op komst. Er klonken steeds meer protesten tegen de op uitbuiting gestoelde politiek en vanaf 1901 is het nieuwe beleid een feit.

Koningin Wilhelmina bepleit in 1901 tijdens haar troonrede de Ethische Politiek:

- Als Christelijke mogendheid is Nederland verplicht, in de Indische Archipel de rechtspositie der inlandse Christenen beter te regelen, aan de Christelijke zending op vaster voet steun te verlenen en geheel het regeringsbeleid te doordringen van het besef dat Nederland tegenover de bevolking dezer gewesten een zedelijke roeping heeft te vervullen. In verband hiermee trekt de mindere welvaart der inlandse bevolking op Java mijn bijzondere aandacht. Ik wens naar de bijzondere oorzaken hiervan een onderzoek in te stellen. Aan bepalingen ter bescherming van de onder contract werkende koelies zal gestrengelijk de hand worden gehouden. Naar decentralisatie van het bestuur zal gestreefd worden. De toestand op het noordelijk gedeelte van Sumatra zal, naar ik vertrouw, bij handhaving van het thans gevolgde stelsel tot algehele pacificatie leiden -.

Kritische geluiden waren er ook te horen vanuit Nederland maar ook uit de Europese gemeenschap in Indië. Men maakten zich zorgen over het opkomend nationalisme onder de inlanders. Stel dat zij allemaal goed onderwijs genieten! Dan zouden ‘zij’ zich wel eens tegen de Europeanen kunnen keren. De Fransen hadden ondertussen een ander systeem opgezet voor hun koloniën. ‘Meer welvaart onder de bevolking brengen door meer economische vrijheid’. Hierbij werd niet gekeken naar ras of afkomst. De Nederlanders waren echter niet van plan om deze aanpak over te nemen. Nog rond 1930 was meer dan 90% van de bevolking analfabeet. 

De nieuwgebouwde scholen werden wel steeds meer bevolkt door Indo’s. Waarvan het merendeel zich later ‘tegen’ de Nederlandse aanwezigheid zou keren. De zo geroemde Hollandse Koopmansgeest won het telkens opnieuw van de nieuwe inzichten op het gebied van de ontwikkeling van de psychologie en de Nederlandse onderwijs methoden die op de scholen in Indië werden gehanteerd gaven de Indo’s en de knappe inlandse kinderen die naar school mochten eveneens veel inzicht in de ‘geest’ van het Nederlandse denken. Het gezegde er zijn ‘kapers aan de kust’ werd goed uitgelegd in het kader van de wereldgeschiedenis. De ‘verovering’ van Indië werd als heldendaad aan de onschuldige kindertjes uitgelegd. De inlandse kindertjes leerden op hun Desaschool ook waar Hoogezand en Sappemeer lagen.

Er waren ook mensen die zich grote zorgen maakten over het gedrag van Nederland in Indië. Met name Nederlanders die Indië goed kenden en zonder racistische vooroordelen herhaaldelijk blijk gaven van de intelligentie onder de Javaanse bevolking. Een van hen was Dr. J. H. Abendanon. Jaques Henrij Abendanon was in 1852 in Suriname geboren in een joodse familie van vermoedelijk Portugees-Braziliaanse afkomst. In 1862 het zelfde jaar dat het tweede kabinet van Johann Rudolph Thorbecke was geïnstalleerd kwam Abandanon in Nederland aan. 

Het was ook het jaar dat Fukuzawa Yukichi in Nederland op bezoek was om kennis te maken met de zeden en gewoontes in Europa. Fukuzawa is later de oprichter geworden van de Keio School voor Nederlandse Studies die nu de huidige Keio Universiteit is genoemd. Abandanon is later rechter geworden in Batavia het huidige Jakarta. Door dit werk ontstond bij hem de overtuiging dat door verouderde voorschriften en rechtspreking er geen ‘recht’ aan de Javaanse bevolking werd gedaan. Abandanon bekritiseerde de misstanden en drong aan op gelijkwaardige behandeling van alle inwoners zonder onderscheid op huidskleur (Indo’s) of ras.  

Zijn vriendschap met Raden Mas Ismangoen Danoe Winoto die in latere jaren onderwijs inspecteur op Java was en met de eerste vrouwelijke inlandse die uitstekend Nederlands schrijvende Raden Adjeng Kartini zal Abandanon zeker beïnvloed hebben tijdens zijn werk na zijn benoeming tot directeur van Onderwijs, Eredienst en Nijverheid in 1900. Na zijn pensionering bleef hij nog actief vanuit Nederland als publicist van vele artikelen en heeft op de achtergrond een zeer grote rol gespeeld bij de introductie van het onderwijs in de koloniën.

Nog in 1911 nam Jaques Abandanon deel aan de First Unversal Races Congress in Londen. Een van de initiatief nemers was Felix Adler oprichter van de Ethical Culture Movement  in Amerika. Als vertegenwoordigers van de Nederlandse Ethische Politiek was er een grote groep Nederlanders aanwezig. Wereldwijd was er belangstelling geweest voor dit eerste congres. Er was ook een  vertegenwoordiging uit Japan waaronder professoren van de Keio Universiteit uit Tokio en natuurlijk was er een ook vanuit Duitsland veel belangstelling. Japan en Duitsland hadden zo hun eigen ideeën over de verschillende rassen. Dat zou pas vele jaren later  blijken uit de Duitse plannen met de joden en zigeuners. 

Rond 1911 had Duitsland veel minder koloniën dan de Britten, Fransen of Nederland. Koloniën die Duitsland allen weer zou kwijt raken door het Verdrag van Versailles uit 1919. Japan had ook geen Koloniën van betekenis behalve dan Taiwan (Formosa) van 1895 tot 1945. De Amerikanen hadden het overigens in 1910 wel op een akkoordje gegooid met de Japanners. Uit zorg tegen de Russische invloed in Korea had Amerika er geen bezwaar tegen dat Japan Korea volledig zou annexeren. Als zij Filipijns Amerika dan maar met rust zouden laten. Japan en Duitsland hebben vanaf 1930 getracht hun achtergestelde positie in te halen wat uiteindelijk zou leiden tot de tweede grote wereldoorlog van 1940 tot 1945.

Hoeveel Indo’s ofwel gemengdbloedigen er indertijd zijn achtergebleven in het huidige Indonesië is niet precies bekend. Er wordt hier en daar geschreven over enige miljoenen. Velen onder hen zullen zich niet (meer) bewust zijn geweest van hun westerse roots of waren al dusdanig in de Indonesische maatschappij geïntegreerd dat zij geen aanleiding of mogelijkheid zagen om zich alsnog Nederlander te willen voelen. Na de nationalistische oproer periode de Bersiap-periode in 1945 en nog tientallen jaren daarna was het in Indonesië ‘not done’ en zelfs levensbedreigend om je voor je voor te laten staan op gedeeltelijke blanke afkomst. 

In Nederland wonen momenteel circa 1,2 miljoen nakomelingen van wie beide ouders of grootouders of een van hen in een van de voormalige Nederlandse koloniën zijn geboren. Een steeds grotere groep van deze nakomelingen wil weten waar zij vandaan komen en wil begrijpen waarom hun ouders of grootouders zo zwijgzaam en weemoedig waren. Of soms zo onvoorstelbaar boos. 

Na de tweede wereldoorlog zijn er circa 350.000 grote en kleine mensen uit het voormalige Nederlands Indië ‘gerepatrieerd’. De hieruit voortgekomen bevolkingsgroep wordt wel de eerste generatie van de ‘succesvolle integratie van  buitenlanders’ in Nederland genoemd. Ook in Indonesië was men trots op de succesvolle integratie van de Indo’s die zelfs hun Hollandse namen veranderden. 

 angst voor vroegtijdige paring in Indië



Jeanne van der Steur-Heyligers en haar schoondochter Charlotte van der Steur-Deuning

Pa van der Steur met 8 Indo jongens rond 1906 - 
Uiteindelijk zou Pa van der Steur rond de 7000 veelal uit  gemengde 
relaties geboren kinderen in zijn opvanghuizen opnemen

kweekschool voor Inlandse onderwijzers

Hollandse meisjesschool in Indië

Een Desaschool in Indië 

Hollandse mannen na het zware werk in Indië

Dr. Swart Abrahamsz en Multatuli (Douwes Dekker)



Een ambulance in Indië

Behandel ruimte in een psychiatrisch ziekenhuis Indië

 De Herenafdeling van een ziekenhuis op Java

De Damesafdeling van een ziekenhuis op Java

Een groepje tennisspelers in een krankzinnigengesticht op Java

Inlandse patiënten in een ziekenhuis op Java aan de middagmaaltijd  


Tijdens de oorlogen op Sumatra/Atjeh vochten er behalve Inlanders ook speciaal 
uit West Afrika gecontracteerde soldaten mee. 
Het merendeel woonde in Poerworedjo en huwden veelal met Inlandse vrouwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten