Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1945 - Bersiap, Beriberi en Boei Lama gevangenis toen naar het Kramat kamp

Voor veel Nederlanders lijkt de bezetting van Java door de Japanners een einde gekregen te hebben nadat de bommen op Nagasaki en Hiroshima in augustus 1945 waren gevallen. In de Nederlandse dagbladen werd opgeroepen om de achter gebleven Nederlanders uit hun benarde positie te bevrijden en ook de toenmalige regering maakte plannen om hulptroepen en goederen naar Nederlands-Indië te sturen. 

Dat de Indonesiërs op 18 augustus 1945 de Indonesische onafhankelijk hadden geclaimd werd in Nederland nauwelijks serieus genomen het was immers 'Ons Indië'. Er zou een buitengewoon onrustige periode aanbreken die aan minstens 20.000 Nederlandse vrouwen en kinderen het leven zou kosten. En mogelijk nog meer levens onder de Indo's en Indonesiërs. 

Deze periode zou later de Nederlandse geschiedenis ingaan als de Bersiap. De Indonesiërs zijn nauwelijks bekend met deze benaming. Zij noemen het de Merdeka periode, de onafhankelijkheidsstrijd. De hierop volgende 'politionele acties' werden zo genoemd omdat de Nederlandse regering onder geen beding het toen impopulaire woord 'oorlog' wilden gebruiken. Bang als zij waren om de ruime Amerikaanse financiële opbouwhulp ofwel Marshallhulp kwijt te raken. 

Julie had zich in september 1945 na het vertrek uit haar onderduikplek in het landhuis van Kapitein Tanaka als een schim door het vernielde en verarmde Batavia bewogen op zoek naar een onderkomen om aan te sterken. Er waren leuzen op muren en trams geschilderd waarin de nationalisten schreven dat zij onafhankelijk waren en dat zij de Nederlanders niet meer terug wilden zien. 

In 1941 was Julie na het krijgen van de twee kinderen wat voller geweest en had circa 55 kilo gewogen. Zij was gezond, zelfbewust en vooral gelukkig geweest met haar kinderen, haar echtgenoot en haar fijne huis in Soerabaya. 

Vier jaar later was zij alles kwijt en had alleen een zak met kleding. Bij haar moeder in Bandoeng lagen wat foto’s, brieven en haar trouwring verstopt. 

Julie woog in 1945 nauwelijks 40 kilo en kon ondanks de capitulatie van Japan nog niet naar Bandoeng afreizen om haar kinderen te zien. Het land zou in in rep en roer raken en leefde in een overwinningsroes. Straatbendes met bamboe speren en kapmessen beroofden de verslagen Japanners van hun wapens en goederen. 

In Batavia werden de Japanners uit de huizen gezet van de voormalige Nederlandse bewoners en ook deze huizen werden geplunderd. Er hadden zich straatbendes gevormd die het soms ook met elkaar aan de stok kregen of er waren wraakacties op gang gekomen tegen Indonesiërs en Indo's waarvan vermoed werd dat zij met de Japanners hadden geheuld.

De nieuwe nationale leiders waren druk met het formeren van een nieuw leger en waren zich zeer bewust van het feit dat de Nederlanders  terug zouden komen om de oude orde te herstellen. Het werd daarnaast duidelijk dat de geïnterneerde Nederlanders maar ook de Indo’s groot gevaar liepen en om uitgemoord te worden door met name de opgewonden en ongeorganiseerde jeugdige Pemoeda’s. 

Soekarno en zijn collega’s wisten dat de Nederlanders snel in bescherming genomen moesten worden want anders zou hij met zijn nieuwe regering internationaal niet serieus genomen worden. De Engelsen en Australiërs waren weliswaar in kleine legereenheden o.a. in Batavia gearriveerd maar hadden niet het mandaat om het land over te nemen.

In sommige steden hadden de Japanners hun strijd nog niet opgegeven en werd er hevig gevochten.Ook hierdoor was het ook voor Julie onmogelijk om naar Bandoeng te komen. Opnieuw was Julie aangewezen op haar oude contacten in Batavia waar zij relatief veilig zou wachten op het afnemen van de spanningen in het land. Via de radio die nu in nationalistische handen was kon de bevolking vernemen welke nieuwe maatregelen werden genomen en er werd ook melding gemaakt van de situatie in Europa en in Japan. 

De Nazi’s waren in mei 1945 verslagen en er werd melding gemaakt van internationale herstelprogramma’s  en de oproep om nooit meer oorlog te voeren werd afgewisseld met nieuws over de consequenties van de atoombom en de vondsten van de vernietigingskampen in Duitsland en de massamoorden in Rusland en China.

De bewoners in de kampen van Bandoeng maar ook elders hadden te horen gekregen dat zij voor hun eigen veiligheid langer in de kampen moesten blijven. Voor hen was de oorlog dus zeker niet voorbij. In veel gevallen was het zelfs gevaarlijker geworden dan voorheen en moesten de Japanners hen nu beschermen tegen de onverhoedse aanvallen van de Indonesiërs. De spanningen liepen steeds hoger op en de situatie dreigde steeds meer uit de hand te lopen. 

Er werd door de Indonesiërs met moord en doodslag op de Europeanen gedreigd als er niet heel snel internationale erkenning zou komen van hun onafhankelijkheid. Men liet doorschemeren dat behalve de kampbewoners ook de Indo’s groot gevaar liepen en vermoord zouden worden als er niet naar de nieuwe machthebbers werd geluisterd.

Voor 18 oktober 1945 leek de rust in Batavia enigszins hersteld. Er werd echter ook een nationaal decreet uitgevaardigd waarin werd verteld dat alle Nederlanders in verzekerde bewaring genomen moesten worden voor hun eigen veiligheid. Dit bericht moet Julie kennelijk zijn ontgaan. Was haar verlangen naar haar kinderen sterker geweest? Of had zij gedacht dat als Indo niet tot de Nederlanders gerekend zou worden?  

Julie werd die zelfde 18de oktober op weg naar het treinstation aangehouden door een Indonesische politieagent en in een gereedstaande vrachtwagen vol met eveneens gearresteerde Europeanen en Indo's naar een verzamelpunt vlak bij het station gebracht. Aldaar werd zij ingedeeld voor transport naar Cirebon. Julie was opnieuw haar vrijheid kwijt en zou tot 25 april 1946 in de Oude Boei gevangenis verblijven.

De daarop volgende zeven maanden zou Julie met een groep van circa 20 andere vrouwen in een cel verblijven en volledig van de buitenwereld afgesloten de moeilijkste tijd van haar leven doormaken. Het moet deze periode geweest van honger en ellende geweest zijn die alle gebeurtenissen uit de voorgaande jaren in de schaduw zouden stellen. In Boei Lama heeft Julie noodgedwongen geleerd om te gaan met pijn, honger, eenzaamheid en is soms bijna krankzinnig geworden. 

Pas vele jaren later zou zij vertellen dat zij  heeft geassisteerd bij het afleggen en mee had gebeden tijdens het begraven van medegevangenen. Pas in 1998 en voor het eerst beschrijft Julie met weinig woorden haar verblijf in de oude gevangenis. Zij houdt tijdens het schrijven aan haar broer Boy rekening met zijn extreem moeilijk jaren als dwangarbeider aan de Birma spoorweg en relativeert haar eigen verschrikkelijke ervaringen.  

Na de voorgaande oorlogsjaren met spanningen en overlevingsstress zijn tijdens deze zeven gevangenis maanden een aantal emotionele uitlaatkleppen dicht gegaan die in het verdere leven van Julie zelden geopend zouden worden. Eenmaal in Nederland zou Julie zakelijk, doelbewust en flegmatisch over gaan komen. Pas in de laatste vijtien jaar van haar leven kwamen haar diepste gevoelens terug in haar soms zeer sombere schetsen en wandtapijten waar veel kerken in zwart, grijs en bruin werden afgebeeld. Gesloten, nutteloze kerken die niets deden voor de mensheid.

De omstandigheden in Boei Lama waren verschrikkelijk. Gebrek aan water, medicijnen, sanitaire voorzieningen en minder dan 800 gram rijst met een waterig groentesausje per dag zorgden ook bij Julie voor een ernstige beriberi. Het woord zegt het al en betekent ‘ernstige zwakte’ en is het gevolg van vitamine B1 tekort. Het was dat dagelijkse kommetje gepelde en gebroken rijst waar nauwelijks voedingstoffen in zaten en de ‘groentesaus’ waar Julie over schreef aan haar broer. 

Het waren de bladeren die langs de gevangenis muren groeiden of aan de randen van het afvoerkanaal van de toiletten die als basis voor de saus werden gebruikt. Met het weinige geld wat Julie bezat heeft zij af en toe kans gezien om kleine porties lombok rawit te kopen. Deze bijzonder hete kleine chilipepertjes bevatten veel vitamine C.

De kinderen van Julie zijn vele jaren later vaak getuige geweest van een snikkende Julie die met tranen in haar ogen kleine potjes met lombok rawit in het zuur geheel leeg zou eten. Pas vele jaren later begrepen haar kinderen dat Julie dit deed tijdens periodes van groot innerlijk verdriet en eenzaamheid. Julie leerde haar verdriet enigermate uiten toen zij rond haar vijftigste levensjaar in een volgens haar therapeut ernstige existentiële crisis raakte. De therapie duurde echter niet lang. 

De begripvolle dokter maakte aan Julie duidelijk dat hij nog nooit eerder een vrouw in behandeling had gehad die zoveel had meegemaakt in een land waarvan de cultuur nauwelijks bekend was en er vervolgens nog 12 kinderen bij had gekregen met daarnaast een drukke baan en een hypochondrische echtgenoot. Julie stond er opnieuw alleen voor en werd als moederfiguur steeds minder zichtbaar voor haar kinderen.

Op 25 april 1945 was er opeens veel rumoer in de verschillende afdelingen van Boei Lama. De bewakers hadden opdracht gegeven om te verzamelen op de oprit naar de gevangenis poort. Niemand was eerder op de hoogte geweest en enige uren later kregen de gevangen opdracht om in looppas naar een gereedstaande geblindeerde trein te lopen en in deze trein plaats te nemen. 

Bestemming onbekend. Pas de volgende ochtend en na veel oponthoud op donkere stations gingen de deuren open op station Batavia Manggarai. Buiten de trein stonden groepjes Nederlandse dames van het Nederlandse Rode Kruis te wachten met warme chocolademelk en kleine etenswaren. Julie leek vanuit de hel in het paradijs gekomen en woog minder dan 35 kilo. 


Julie begreep later dat haar verblijf in Boei Lama haar mogelijk beschermd zou hebben tegen de haat en het geweld tegen de Nederlanders door de Indonesiërs tijdens de Bersiap periode.



Luister hieronder naar een gesprek met Mary van Delden: 


Een gesprek met antropologe Mary van Delden over haar proefschrift. ‘De republikeinse kampen in Nederlands-Indië, oktober 1945 – mei 1947. Orde in de chaos?’- Mary van Delden, uitg. eigen beheer, mail: vandeldenmary@gmail.com ( €41,50 inclusief verzendkosten)





1946 Pemoeda jeugd - Pemuda

    Julie schrijft haar broer Boy in 1999


 Een foto van de Boei Lama gevangenis in Cheribon uit 1927

In de bijna 7 maanden dat Julie daar verbleef werd het 
een 'beschermingskamp' genoemd. 
Julie heeft later pas begrepen waarom zij daar met vele anderen was opgesloten. 
Het was er extreem smerig en had een groot gebrek aan werkend sanitair.






Plattegrond van Boei Lama waar circa 850 personen werden opgesloten 
tijdens de Bersiap periode


René Louis Persijn (1938) schrijft in zijn blog over Boei Lama. 


De gebouwen die als kamp werden gebruikt waren vaak niet op die grote aantallen berekend. Veel kampen waren veel te vol. Dus te weinig toiletten, te weinig water, te weinig voeding. Ik kan me ook nog herinneren dat in de regentijd het hele kamp blank lag omdat de riolering het vele regenwater niet kon verwerken. 

De WC’s (gewoon een gat in de grond) liepen over en de menselijke uitwerpselen dreven rond en langs je (betonnen) bed. Om eten te halen ( één maal per dag en meestal wat rijst met gekookte waterplanten) moest je dan als kleine jongen tot aan je borst door dat water waden en je etenskommetje boven je hoofd zien droog te houden.


Oude Gevangenis Boei Lama te Cheribon op een luchtfoto 2011



 








Op 26 april 1946 kwam de trein waarin ook Julie een plaats had gekregen uit 
Cheribon  in Batavia aan. Op station Mr. Cornelis. 

Door stonden Nederlandse dames van het Rode Kruis met koekjes en warme chocolade maar ook de fotograaf van de Nederlandse propaganda dienst.






Na de ontvangst op het treinstation was er een transport naar het Kramat kamp 
waar Julie circa 4 weken zou verblijven

Kramat kamp Batavia


Vervolging en berechting van Japanners


Van mei 1946 tot november 1948 werden de 28 voornaamste Japanse oorlogsleiders, met uitzondering van de keizer, berecht door het Tribunaal van Tokio, officieel het International Military Tribunal for the Far Eastgeheten. Het ging hier om zogeheten A war criminals die werden aangeklaagd voor misdaden tegen de vrede. Daarnaast werden in de diverse geallieerde gebieden nog plaatselijke processen gevoerd tegen circa 4.000 Japanse oorlogsmisdadigers van de categorieën B en C: plegers van conventionele oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten