Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1932 - 1936 Julie groeit op 3

Julie was een rustige en onopvallende leerling op de Hogere Burger School in Bandoeng. Van 1932 tot 1933 fietste Julie elke ochtend vanuit haar woonwijkje bij het Andir vliegveld naar de Bilitonstraat in het centrum van Bandoeng. Een van haar beste vriendinnen was Nel Chevalier en ook haar nichtje Dorothea ofwel Deetje Heyligers zat in haar klas. Nauwelijks meer dan 10 jaar later zou een andere vriendin Marie en Deetje een belangrijke rol in het leven van Julie gaan in nemen. Het merendeel van de leerlingen op de dure HBS was van Europese afkomst. Blanke ouders met blanke gezinnen. Dat waren niet alleen Nederlandse maar konden ook Duitse, Engelse of uit andere Europese landen afkomstige kinderen zijn wier ouders of soms al hun grootouders zich op Java hadden gevestigd ver voor 1900 en succesvol waren geweest. Een veel kleiner percentage waren de ‘gemengd bloedigen’ of ‘Vreemde Oosterlingen’. 

Er waren kinderen van succesvolle Chinezen of uit Armeense gezinnen of andere gemengde kinderen met bijvoorbeeld Hollands/Indisch, Hollands/Japans, Hollands/Chinees,  Hollands/Arabies  bloed. Deze diversiteit gaf geen problemen zolang deze kinderen maar uitstekend Hollands spraken en ook duidelijk de zeden en gewoontes van de Hollandse gemeenschap hadden overgenomen via hun ouders.  Natuurlijk was het hoge schoolgeld eveneens een mooi selectie criterium. Voor gegoede 100% Indonesische kinderen was deze privé HBS geen voor de hand liggende keuze. Liever gingen de rijkere Indonesische kinderen naar scholen waar meer landgenoten op zaten. Alhoewel het Indische nationalisme bestreden werd door de aanwezige Nederlandse overheden broeide en bloeide het steeds opnieuw op. De Indonesiërs wisten onderwijl heel goed dat goed opgeleide landgenoten een sterk wapen tegen de 'Belanda onderdrukkers' zou kunnen zijn. 

Julie las wel in de kranten dat er soms problemen waren met de inlandse Nationalisten maar kon toen nog niet overzien waar het hen om ging. Pas toen zij haar moeder in Bandoeng tijdens een NSB optocht met gestrekte arm zag lopen was zij diep geschokt en ook beschaamd en ontwaakte er bij Julie een voorkeur voor de vredesbeweging en het bijbehorende pacifistische gedachtengoed.

Julie schrijft in 1999 aan haar broer


Julie’s vader Ferdinand, verbleef inmiddels in India en op de Filippijnen en moeder Charlotte voelde zich alleen en in de steek gelaten. In het voorjaar van 1933 begon zij een verhouding met een Indisch/Chinese ‘kaartlegger’ en nam steeds minder tijd voor haar kinderen. Haar bezoek aan India met Ferdinand was geen succes geworden. De liefde was uit het huwelijk verdwenen en Charlotte had grote moeite gehad met de mentaliteit van de Indiërs en de Engelsen in het verre Bengalen. Na een paar maanden kwam zij alleen terug naar Bandoeng. Eigenlijk wist Charlotte zich geen raad met haar twee kinderen. Zonder personeel en met een 'krappe beurs' voelde Charlotte zich enorm in haar vrijheid beperkt en vooral tekort gedaan door de mensen om haar heen die haar voortdurend verlieten. Haar moeder was gestorven toen zij twee jaar oud was en daarna was zij binnen haar familie voortdurend van hand tot hand gegaan om uiteindelijk als zevenjarige naar een strenge kloosterorde met interne meisjesschool gebracht te worden. Waar zij tot haar 17de levensjaar zou blijven. 

Later zou Julie schrijven dat Charlotte nooit liefde heeft gekend. Eigenlijk bedoeld Julie ook dat haar moeder niet in staat was geweest om liefde te geven.



Aan de rustige en landelijke opgroei periode op het suikerfabriek terrein omringd door de landerijen, de gezellige kampongs en de vele tempels was door het verhuizen naar Bandoeng een einde gekomen. Julie miste de verhalen van haar Baboe over de oude Javaanse Prinsen en Prinsessen over de inlandse tovenaars met hun geheimzinnige krachten

Zij miste de gezelligheid van haar vader. Zijn grapjes en wijze woorden en de verhalen die hij vertelde uit de vele boeken die hij las. De prachtige muziek uit zijn grammofoon en vooral zijn handen die lang en slank waren geweest en haar vaak hadden opgetild. De economische crisis bevond zich in 1934 op een hoogtepunt en bracht met name veel Indische families op de rand van de financiële afgrond door de draconische bezuinigingen op het overheidsapparaat. Ook de inlandse bevolking had het bijzonder zwaar. Telkens opnieuw zou Julie zich aan moeten passen aan de nieuwe regels in elk gezin waar zij (tegen betaling door vader Ferdinand) werd ondergebracht. Na één jaar op de privé HBS moest Julie vanwege geldgebrek vertrekken naar de minder goed bekend staande en zeer religieuze Zusters Ursulinen HBS bij het Pieterspark. 

Uit het Godsdienst onderwijs op die school heeft Julie vooral genoten van de brieven van Paulus en de verhalen over de kleine en grote Heilige Theresia. Maar ook de Max Havelaar van Multatuli sprak haar aan naast de vele jeugdboeken die zij met vriendinnen ruilde of in de bibliotheek leende. Hieronder een fragment uit de Paulus Brieven die ook veel later door Julie werden herlezen:

‘Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen,’ want niet wie zichzelf aanprijst is betrouwbaar, maar wie door de Heer wordt aangeprezen.


Het was deze laatste zin uit deze brief die de kern zou worden van een grote aversie in Julie tegen 'opscheppers' en mensen die zich groter maakten dan zij eigenlijk waren. Hierbij past het in Indië veel gebruikte woord 'branie'.
Julie werd in die periode op haar manier zeer religieus maar zij voelde toen al de 'politiek' die vanuit de Kerk(en) bedreven werd. Zonder haar ouders werden bepaalde heiligen in die periode haar geestelijk leiders. Hierdoor kreeg zij een soort innerlijke kracht om alsnog de HBS met zeer goed cijfers af te sluiten en de dagelijkse problemen te kunnen relativeren. In tegenstelling tot haar nichtje Dee want die was gezakt voor het examen. Hierdoor moest Julie vertrekken uit het gezin van Dee waar zij het laatste schooljaar had doorgebracht. Julie zou Dee te weinig hebben geholpen volgens de moeder van Dee. 

Religie was voor Julie geen doel maar een middel om de ‘kleine dagelijkse ellende’ te kunnen ontlopen. Als het tegen zat dan fietste (vluchtte) Julie graag naar de kerk om gewoon even tot rust te komen of haar verdriet te kunnen vergeten. Sociaal deed Julie net voldoende om niet in de problemen met haar omgeving te komen. Julie had zich zelf aangeleerd om zich ondanks de grote problemen om haar heen, volledig af te sluiten en geconcentreerd aan een door haar gekozen doel te wijden. 


Pas vanaf 1970 zou Julie een aantal religieus bepaalde denkbeelden verlaten, behalve haar principe van 'vergeven en vergeten'. Het waren met name de urenlange en hevige discussies in haar kantoor aan huis met Pater J. Creighton* oud hoofd redacteur van De Linie en zijn 'zieltjeswinnerij' zoals Julie het later noemde, die haar op andere gedachten hebben gebracht. Met name het feit dat bijvoorbeeld de katholieke kerk zo weinig voor de Molukkers tijdens de bezetting in Indië had ondernomen zat haar flink dwars. Haar kleine kantoor gaf Julie de ruimte die zij nodig had om zich af te sluiten voor haar grote gezin. Zij schreef aldaar haar teksten en werkte reclamecampagnes uit maar het gaf haar ook de ruimte om te mijmeren over zaken die haar pijn hadden gedaan in haar jeugd en in de periode daarna. Toen zij jarenlang op de vlucht was. En over de rol van de kerk. Een periode waar zij door Pater Creighton aan herinnerd werd.


Op 5 April 1935 bracht Gouverneur B.C. Jonge een werk bezoek aan Surakarta (Solo). De koelieordonantie was toen nog niet geheel afgeschaft. Het was deze Gouverneur die door Nederland "De kolonie is er voor het moederland en niet andersom" was aangesteld om grote bezuinigingen in Ned.-Indië door te voeren en zodoende het Staats Inkomen in Nederland met de jaarlijkse 400 tot 600 miljoen gulden uit Indië op peil te houden. De pracht en praal van zijn bezoek staat in schril contrast met de armoe lijdende inlandse bevolking. Waarvan er maar circa 6% naar school ging. Julie was nog te jong om te bevatten wat er eigenlijk gaande was maar vertelde later wel dat zij op school of thuis geen kritische vragen mocht stellen. Uitbuiting van de inlandse bevolking werd verdedigd met argumenten zoals nieuwe scholen (circa 180 Hollands-Inlandse scholen voor 30 miljoen kinderen?) en aanleg van een infrastructuur die vooral bedoeld was om nog makkelijker zaken te doen in het belang van de blanke bevolking en de Nederlandse regering. 


"Driehonderd jaar hebben wij hier al met klewang en knuppel geregeerd en over driehonderd jaar zullen we dat nog wel doen", aldus de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, jonkheer B J. de Jonge toen zijn ambtstermijn in 1936 erop zat." *Mijnheer de Jonge zou deze uitspraak later ontkennen.

   Yogyakarta 1934 

1935 Pandhuis ofwel Bank van Lening voor de zeer verarmde inlandse bevolking

    Europese School in Indië

Montessori school Malang

    Javaanse lagere school in Indië

Dessa (platteland) school in Indië

De straatnamen in Bandoeng zijn nu allemaal veranderd. Veel van de oude Hollandse gebouwen en huizen zijn nog immer aanwezig.

De eerste HBS van Julie is vanaf 1942 gebruikt als 
'voor internerings-gebouw' door de Japanners.

Luchtfoto van Bandoeng

De Groote Postweg Oost Bandoeng

De Grote Postweg - Julie zal later in Bandoeng, Batavia (Jakarta) en Soerabaja wonen. Tussen oktober 1945 en april 1946 verblijft Julie in de Oude Boei 'Boei Lama' gevangenis van Cheribon.

De toen nog landelijke Dagoweg




Geen opmerkingen:

Een reactie posten