Vroeger in Bandoeng en Soerabaya liep Julie de
straat op en daar waren altijd wel straatventers (Wandelende Warong) met lekker
hapjes of marskramers met huishoudelijke artikelen te vinden. Het was gezellig
geweest om met vriendinnen de Europese winkels te bezoeken op de Bragaweg in Bandoeng en dan op de terugweg naar de Pasar markten langs te gaan. Waar altijd
een grote verscheidenheid aan etenswaren was te vinden. Soms al kant en klaar
aangemaakt waardoor je eenmaal thuis tijd bespaarde. Thuis kon Julie
zich heerlijk afkoelen in de mandiekamer. De mandibak was altijd gevuld geweest
met heerlijk fris water wat zij over zich heen gooide. Eenmaal in het contractpension in het
Overijsselse Markelo aangekomen had de begeleidend maatschappelijk werkster
gezegd dat éénmaal per week onder de douche toch écht wel voldoende was.
Julie wist eigenlijk niet veel over Anton.
Zij woonde nu bijna 2,5 jaar met hem samen. De zwangerschappen en het dagelijks
‘regelen’ van huishoudelijke zaken in het Amsterdam wat economisch langzaam
opkrabbelde viel haar niet altijd even gemakkelijk. Nog elke dag waren de
gevolgen van de oorlog voelbaar en zichtbaar geweest. Uiterst traag verdween de
grauwheid uit de straten en wijken. De tijdens de oorlog verlaten en vaak
leeggeroofde huizen van de door de Duitsers afgevoerde Joodse Amsterdammers werden opgeknapt
door niet Joodse bewoners die vaak niet wisten wie er vroeger hadden gewoond.
Amsterdam was aan het vergeten, Nederland was
aan het vergeten. Alles wat aan de bittere oorlogsjaren deed denken moest
geschiedenis worden. En in boeken en filmdozen bewaard gaan worden. Zelfs Lou de Jong
dacht in 1948 dat het RIOD wat nu het NIOD heet niet al te lang zou bestaan. De
Jong dacht toen nog dat het een kwestie van ordenen en archiveren zou worden en
dan het boek dicht. In februari 1950 zou Burgemeester d’Ailly een monument
onthullen dat de dank van de Joodse gemeenschap zou moeten onthullen voor de
tijdens de oorlog ontvangen hulp. Van de ruim 140.000 weggevoerde Joden hadden circa 30.000
Joden de oorlog overleefd. Zou deze overgebleven groep nou echt zo dankbaar
geweest zijn voor de indertijd geboden ‘liefdevolle en belangeloze hulp’ door
de Amsterdammers? Overlevende Hans Krieg schreef in 1947 een lied “waar
bleven de Joden van ons Amsterdam”.
Het Monument
Indië-Nederland heette vroeger het Van Heutsz monument en bevindt zich op
ongeveer 40 minuten lopen van het Joodse Erkentelijkheid monument aan de kop
van het Olympiaplein en de Apollolaan. Julie was er wel eens gaan kijken en had
het een belachelijk architectonisch gewrocht gevonden. De Amsterdammers hebben altijd wat moeite gehad met hun Van Heutsz monument. Het monument had er
anders uitgezien dan het Van Heutsz monument wat Julie zo vaak in Batavia had
gezien. Zij was er vaak langs gefietst op weg naar haar werk op grote
postkantoor. Van Heutsz werd in Indië bepaald niet geëerd door de Indonesiërs.
Die wisten onderhand ook wel dat Van Heutsz met zijn oorlogen rond 1900 in het
Sumatraanse Atjeh een blauwdruk had geleverd voor succesvolle onderdrukkings methoden van onwillige koloniale gebieden. Amsterdam was dus niet alleen aan
het vergeten. Het was ook aan het ontkennen
en verdringen
Julie was geschokt geweest over de
ontmoeting met, toen nog Antonia (Tonia) Deijmann-Jeurissen. De zomer van 1948
was net begonnen en Julie woonde als mevrouw Deijmann met de drie kinderen op
Keizersgracht 505. Haar eerste dochtertje samen met Anton was enige maanden
oud. Beneden in de huiskamer van mevrouw Velzeboer was er een emotionele
confrontatie. Tonia vertelde dat Anton haar had verteld dat hij in de Limburgse
mijnen zou werken en dat hij daardoor alleen maar in de weekeinden van
zaterdagavond tot maandagochtend vroeg naar zijn gezin aan de Marco Polostraat
kon komen. Anton had tegen Julie gezegd dat hij van zaterdagavond tot
maandagochtend zijn invalide moeder die dus eveneens in de Marco Polostraat
woonde moest verzorgen omdat zij in de weekeinden geen hulp zou hebben. Dat klopte ook wel. Anton was niet bij de geboorte van hun eerste kindje geweest. Zij werd geboren op een zondag.
Het kwam aldus uit dat Anton een dubbelleven
had geleid. En Julie had nog veel meer vragen aan Anton. Zij had zich het
proces rond Joden verraadster Ans van Dijk herinnerd. Het had in alle kranten
gestaan. Ans van Dijk was op 13 januari 1948 geëxecuteerd. Had die ook niet in
de Marco Polostraat gewoond als onderduikster. En had de bovenbuurman van Tonia
en Anton ook niet Van Dijk geheten. Volgens Anton was het iemand geweest die
ook Joden had verraden voor f 2.50. Tonia zou goed bevriend zijn geweest met de
lesbische en Joodse bovenbuurvrouw en het was voor Anton toen te gevaarlijk
geweest om nog langer aan huis te komen. Maar waarom had juist Anton een
illegaal persoonsbewijs met de naam Ton van Dijk?
Julie had zich bedrogen en vooral naïef
gevoeld. Zij had zich zelf beklaagd en had gevonden dat zij te weinig over de
‘goede manieren’ in dit koude land zou weten. Als keurig Indisch meisje had zij van
jongs af aan gehoord wat goede manieren waren. De omgangsvormen in Indië waren
zo anders geweest. De sociale controle was groter geweest en iedereen had altijd
bijna alles over elkaar geweten. Amsterdam die grote stad met al die grote
wijken en anonieme bovenwoningen. De Nederlandse politieagenten
in voormalig Nederlands-Indië waren net zoals de Amsterdamse politie
tijdens de tweede wereld oorlog gewillig volgende dienstkloppers geweest.
Als je niet Joods was geweest had je relatief veilig in Amsterdam kunnen wonen.
Behalve als je ‘illegale zaken’ deed zoals bezig zijn met zwarthandel, dan moest je op letten.
De verklaring van Anton dat hij in ‘het verzet’ had gezeten en daarom niet bij zijn vrouw en kinderen kon zijn zag
Julie nu in een ander daglicht. De politie had immers zijn handel in gestolen
schrijfmachines opgerold. Zij waren helemaal naar boven gekomen en hadden de
schrijfmachines uit de woonkamer en slaapkamer meegenomen. Anton was woedend
geweest en had hen Sicherheitsdienst vrienden genoemd. Wie had
eigenlijk het toenmalige politie telefoonnummer 5x 8 gedraaid? Anton was gewoonweg
niet opgehouden met zijn handelsgedrag wat hem door de oorlog heen had
gesleept. Hij was echter nooit ‘opgepakt’ geweest.
Julie had zelf tijdens de bezetting in
Bandoeng voedsel en geld uitgedeeld aan arme mensen en was toen door de
Japanners gearresteerd en daarna jarenlang op de vlucht geweest. Zij wist wat
het betekende om als verzetsmedewerker opgepakt te worden. Nog voor de oorlog
hadden de politiemannen onder leiding van het toenmalig Indisch Gouvernement de jacht
geopend op homoseksuele ambtenaren. Een leraar die Julie goed had gekend
had toen zelfmoord gepleegd. Ans van Dijk was joods en lesbisch geweest. Julie
had zelfs enige solidariteit met haar gevoeld. Als je joods en lesbisch was dan
werd je bij wijze van spreken dubbel getroffen door het lot. Onderhuids voelde
Julie dat Indo’s weliswaar nooit volgens een ‘uitroeiplan’ zoals de joden zijn
vervolgd. Maar zij had zich tijdens de oorlog in Indië en later in Nederland
wel vaak een ongewenste
vreemdeling gevoeld.
Julie heeft Anton voor de keus gezet. Of
terug naar Tonia of scheiden en uiteindelijk met haar trouwen. Het zou de derde
keer zijn dat Anton noodgedwongen zou trouwen. Eerst met Trijntje Bos daarna
met Tonia en toen met Julie. Was het zijn zucht naar vrijheid of was het
mogelijk een narcistisch ideaal om zich als beschikbaar voor te doen voor andere
vrouwen wat Anton er toe aan heeft gezet om ook in zijn verdere levensloop
nooit echt verantwoordelijkheid te nemen voor zijn rol als vader én
gezinshoofd? Of was het angst en onzekerheid?
Ook in de aanstaande jaren vijftig van de
vorige eeuw zou Julie met veel onzekerheden te maken krijgen. Onzekerheden die
haar als persoonlijkheid sterker zouden maken maar die voor veel vraagtekens
over haar rol als moeder van uiteindelijk veertien kinderen zouden zorgen. Zaterdag 31 december 1949 hebben Anton
en Julie samen met de vier kinderen oudejaarsavond gevierd. De volgende dag
heeft Anton zijn moeder bezocht en was ’s avonds al weer terug. Julie had
geslapen zij was wat moe geweest en weer zwanger. Het zou hun derde kindje
worden.
Julie schrijft op 15 januari 1998 als volgt:
Het Amsterdamse Weesperplein rond 1900
Javaanse postboden met post bestellersfietsen begin 1900
Het Van Heutsz monument te Batavia 1932
Het Van Heutsz monument te Amsterdam 1935
Het grote hoofdpostkantoor in Batavia waar Julie werkte in 1939
1947 Een de andere kant van het kanaal slaapt een klein ventje. Wat verder twee straatventer manden met koopwaar (Wandelende Warong) - De foto is van Hugo Wilmar
1948 Een Amsterdamse politiewagen. Draai 5x8 en zij kwamen.
1949 De achterkant van het Amsterdamse Centraal Station
1950 - Het Joodse Erkentelijkheid monument Weesperplein te Amsterdam
Marieke Bloembergen publicatie's
Bandoeng wordt in 1949 Bandung
Er valt meer te gedenken. Bijvoorbeeld Maarten Koman, die werd door de Sicherheitsdienst gearresteerd.
Het lied van Hans Krieg wordt gezongen door Mirjam Krieg met beelden van Amsterdam
Eind 1949 - Batavia / Jakarta
Aankomst ooievaarsschip uit Indonesië in Nederland
Geen opmerkingen:
Een reactie posten