Het was op 15 januari 2012 honderd jaar
geleden dat Anton in het winderige Den Helder werd geboren. Zijn vader was al
enige keren in Indië geweest. Het waren reizen van maximaal 6 maanden geweest. Vanwege het
uitbreken van de eerste wereldoorlog die van 1914 tot 1918 plaats vond duurde het tot 1919 voor dat Anton’s vader opnieuw naar het toen nog zo verre Indië
zou uitvaren. Hij zou veel langer weg bleven dan voorheen. Bijna twee jaar. De
eenzaamheid onderweg en in het verre Batavia had Anton senior geen goed gedaan. Bij terugkomst
in 1921 was hij opnieuw niet bevorderd. Hij was zelfs gedegradeerd vanwege
drankmisbruik en onbehoorlijk gedrag. Door zijn drankschulden had Anton senior niet veel geld naar zijn gezin met vier jonge kinderen kunnen sturen. Bij
terugkomst in Den Helder was de liefde tussen moeder Helena en Anton senior
zeer bekoeld. Na verloop van tijd zou vader Anton uit huis vertrekken en een kamer in het
marine logement huren.
Vele jaren later zou zijn jongste zoon Anton
vertellen dat hij eigenlijk geen échte vader heeft gekend. Anton senior
overleed 73 jaar oud in een kosthuis in de Dapperbuurt van Amsterdam. Zijn zoon
Anton overleed 1994 in een senioren woning. Twee jaar na de echtscheiding van
Julie, die in Italië verbleef. Enige maanden na zijn overlijden vertelde Julie
dat Anton op zijn sterfdag gebeld zou hebben. Het was laat op de avond geweest.
Julie had aangevoeld dat het Anton was. Zij had de telefoon niet opgenomen zij was nog steeds boos op hem.
Onlangs kreeg de auteur van dit blog een mail
van een bezorgde zus. Zal je wel aardig over onze Pa schrijven? ‘ik heb
eerlijk gezegd meer liefde voor mij, bij hém gevoeld dan bij Ma’ voegde zij toe.
Zij heeft wel een punt. Anton was veel strenger tegen zijn zoons dan tegen zijn
dochters. Vermoedelijk kan geen van zoons terugdenken aan een troostende
woorden of een omhelzing door Anton. Kort nadat zus haar boodschap had gestuurd
vond ik opnieuw een reactie op het Julie blog in mijn mailbox. Het ging om een
kromme zin in een van de Julie blogberichten. De mijnheer die mij hierop
opmerkzaam maakte vertelde in een paar korte zinnen wat hem in als klein kind
in Indië was overkomen.
In 1946 had hij, nog geen vier jaar oud en
zwaar ziek in een ziekenhuis te Bandoeng gelegen. Het was op het hoogtepunt van
de Bersiap periode. Jonge opstandige Indonesiërs hadden ook het ziekenhuis
aangevallen. Het ooit zo rustige Bandoeng was gevaarlijk geworden voor de
Nederlanders en de Indo’s. Het ziekenhuis werd verdedigd door de verslagen en
nog aanwezige Japanners en de Indische Gurkha soldaten die onder Brits bevel
stonden. Ondanks zijn ziekte heeft de kleine jongen de grote spanningen en
angst bij zijn ouders en onder de verzorgers gevoeld. Na de Bersiap periode kon
het gezin naar Nederland vertrekken. Een gezin wat alles kwijt was geraakt en
met onzichtbare maar diep zittende emotionele wonden naar het verre Nederland zou afreizen.
Eenmaal in Nederland trof het gezin een land
in opbouw aan. Een land wat liever niets wilde weten over ervaringen uit Indië.
Het verlies van Indië wat voortaan Indonesië zou heten, was een groter
nationaal trauma dan het kleine leed van een klein gezin waarvan men het
vermoeden had dat zij toch aanmerkelijk minder hadden geleden dan de gemiddelde
Nederlander. Het jongetje was inmiddels acht jaar oud. De eerste vijf jaren van
zijn leven had hij in grote onveiligheid door gemaakt. De drie jaar daarna met
zijn bezorgde ouders die weinig tijd voor hem hadden, er waren grotere zorgen.
Weg uit Indië en aanpassen in het grijze Nederland. De jaren vijftig gleden als
een saaie mist voorbij. Het jongetje werd een jongen en toen een man. Over
Indië werd gezwegen.
Toen de man vijftig werd voelde hij steeds
vaker een diep een onbestemd verdriet. Hij verzette zich er tegen, werd vaak
boos om eigenlijk niets. Dan weer periodes van apathie en lang in een zijn
schemerige kamer zittend. Hij begreep niet waar zijn verdriet vandaan kwam.
Zijn vrouw maakte zich bezorgd. Hun kinderen waren inmiddels uit huis. De
stilte in huis maakte geen plaats voor vreugde en nieuwe activiteiten. Steeds vaker
trof de vrouw de man in stille huilbuien aan. Je moet gaan praten had zij gezegd. Er volgde therapie en bevrijding maar geen troost. De man ontdekte dat
zijn jeugd, zijn eerste tien levensjaren waren weggenomen door de oorlogsomstandigheden
in Indië en daarna opnieuw door zijn zwijgende vader en bezorgde moeder die
hun schokkende ervaringen weg hadden willen poetsen met hard werken en
zwijgzaamheid. Alleen je toekomst telt had de vader van het slanke Indo jongetje gezegd. Op straat werd hij 'pinda kind' genoemd.
De man heeft vele tekeningen gemaakt tijdens
de therapie. Vaak met kleine gedichtjes rechts onderaan. Heel vaak tekende hij
een grote rode zon. En buigende kinderen. Er druppelde bloed uit de zon, in het hoofdje van het kleine kind. Zijn eerste tien levensjaren kwamen
door de tekeningen niet terug. Wel de erkenning en het verdriet over een kindertijd die hem
nooit was gegund. Weggenomen door omstandigheden waar hij niet verantwoordelijk
voor was geweest. Opgroeiend in een kamp onder de Japanners. Toen wéér in een
kamp want de Nederlanders en Indo’s moesten beschermd worden. Toen drie jaar
één grote kamer met vader en moeder en twee andere kinderen in een pension, in
het grijze Nederland. De tekenende man had
schuldgevoelens over het onbegrip en het ongeduld wat hij had gehad toen zijn
eigen kinderen opgroeiden. Toch waren de tekeningen van zijn kinderen anders
geweest. Daar stonden huizen op. Met gordijnen en een vaas met bloemetjes. En
straten met auto’s. Brandweer mannen en politie. Zijn kinderen ontdekten de
wereld en gaven structuur aan hun indrukken door overvolle tekeningen met veel
kleur. Zo anders dan de tekeningen van het jongetje die een verdrietige man was geworden en het kind in zichzelf nimmer had leren kennen.
Anton groeide op in eenvoudig milieu in een
stadje waar de marine in veel gezinnen bepaalde wanneer de vaders vertrokken en terug zouden keren. Hij groeide op met een liefhebbende moeder, twee oudere broers
en een oudere zus. Anton was een vrolijk en ondernemend jongste kind met een
lastige vader die telkens voor langere periodes verdween en dan weer een paar
maanden thuis was en dan veel tijd door bracht met zijn marine vrienden en
diensten op de aangemeerde oorlogsschepen. Vader was vaak dronken en kwam dan
boosaardig of half beschonken aan huis. Sliep zijn roes uit, maakte ruzie met
moeder Helena en verdween dan weer schielijk naar werk of kroeg. Anton vond dat
hij zijn moeder moest beschermen tegen vader. Zijn broers en zus waren immers
al het huis uit. Anton heeft hierdoor nooit een zorgende vader gekend. Wel een
moeder met veel zorgen. Hij kende de signalen wanneer moeder verdriet of hulp
nodig had. Hij maakte haar dan aan het lachen of bedacht plannen en droomde met
haar over een toekomst zonder zorgen. Toch was Anton soms eenzaam en miste een
vader. Want andere kinderen hadden er wel een en die waren daardoor gelukkiger
dan hij. Jij bent de man in huis had zijn moeder gezegd. Maar wat was dat ‘een man
in huis’ dacht Anton.
Julie heeft altijd verteld dat de eerste
tien jaar van haar leven onbezorgd en avontuurlijk waren geweest. Zij groeide
op met een zorgende moeder en een vrolijke vader. In een gebied met prachtige
tuinen in een tropisch landschap met vulkanen en oude tempels. Haar vader
werkte niet veel verderop in een fabriek waar het suikerriet door machines werd
vermalen en werd gekookt tot suikerstroop. Soms ging het in flessen en vaak
werd er weer door andere machines suiker van gemaakt. Haar vader bediende deze
machines. Hij was stoer en vrolijk en verdiende genoeg om zorgeloos te kunnen
leven. Toen kwam er een crisis. Haar vader vertelde dat de crisis over de hele
wereld plaats vond. De suiker werd niet meer zo makkelijk verkocht aan andere landen.
Want je had schepen en olie nodig om de suiker te kunnen vervoeren. Vader
verteld dat er steeds meer ruzie over geld en olie was in andere landen. Daarom
kocht niemand meer suiker en vader raakte zijn werk en salaris kwijt. Hij moest
zoals veel andere mannen werk gaan zoeken. Toen Julie twaalf jaar oud was
vertrok haar vader naar het buitenland. Hij zou eigenlijk nooit meer terug
komen.
Julie’s moeder was boos en verdrietig en gaf niet de wereld de schuld
maar de vader van Julie. Zij hield niet meer van hem en eigenlijk ook niet meer
van haar kinderen. Julie stond er vanaf haar vijftiende levensjaar alleen voor. Haar broertje werd in het kinderhuis van Pa van der Steur aangemeld. Haar moeder had eigenlijk altijd al laten merken dat zij kinderen maar lastig
vond. Het had haar ook zoveel lichamelijke pijn gedaan toen zij geboren werden. En
was haar eigen moeder niet overleden door pijn en ziekte nadat haar twee jaar jongere
zusje was geboren. Van de strenge nonnen in het klooster had de moeder van
Julie niet kunnen leren wat het betekende om een moeder te zijn. Zij had God
leren vrezen maar niet geleerd hoe zij liefde en aandacht aan haar kinderen zou
kunnen schenken.
Varende vaders die maandenlang soms jaren
weg bleven. Hard werkende vaders die hun banen kwijt raakten en daardoor hun
gezinnen. Oorlog voerende vaders die naar het slagveld vertrokken. Mannen en
jongens die veel te snel man werden omdat zij oorlog moesten voeren. Mannen die soms terug kwamen als
verslagen jongens die zich in zwijgen en stil verdriet hulden en troost zochten
bij hun vrouwen en zich dan weer omdraaiden en zich opnieuw eenzaam en alleen
voelden. De kinderen die daaruit voortkwamen waren speels en vrolijk. Maar
hoorden al jong: Stil Papa slaapt, Papa is moe, Papa gaat nu weg, misschien
komt Papa morgen, Papa is aan het geld verdienen, Papa heeft geen geld verdient,
Papa is dood.
In 1950 had de wereld schoon genoeg van al
die oorlogen. Elk land wat de baas had gespeeld over andere landen zou
gedwongen worden om die op te geven. In Nederland telde men opeens 60 miljoen
landgenoten minder. Er werd nog wel een rekening gestuurd naar het nieuwe
Indonesië. De rekeningen voor Duitsland en Japan waren al verstuurd. Rekeningen
vanwege geleden schade en verloren investeringen. Zijn die eigenlijk wel betaald? Onlangs viel er wel een rekening uit Indonesië op de deurmat van de huidig Minister President Rutte.
Amerika financierde alvast de benodigde kosten om Nederland op te bouwen. Wel zo aardig want dat vele geld kon ook de Russen weg houden. Die stonden immers al in Oost Berlijn. In Nederland was er een groot budget beschikbaar voor de aanschaf van doofpotten. Archieven gingen op slot en nagekomen brieven en andere berichten werden vroegtijdig opgevangen en naar een van doofpotten gebracht. De vader van Julie heeft kennelijk iets gedaan wat tot 2020 geheim moet blijven. De mijnheer van het Nationaal Archief zei peinzend; tsja dat zijn de regels.
Amerika financierde alvast de benodigde kosten om Nederland op te bouwen. Wel zo aardig want dat vele geld kon ook de Russen weg houden. Die stonden immers al in Oost Berlijn. In Nederland was er een groot budget beschikbaar voor de aanschaf van doofpotten. Archieven gingen op slot en nagekomen brieven en andere berichten werden vroegtijdig opgevangen en naar een van doofpotten gebracht. De vader van Julie heeft kennelijk iets gedaan wat tot 2020 geheim moet blijven. De mijnheer van het Nationaal Archief zei peinzend; tsja dat zijn de regels.
Er waren ook veel mannen die het jammer
vonden dat de oorlog was afgelopen. Die gingen net als vroeger met oude
gordijnen huisjes bouwen en daaronder plannen maken. Zij stuurden dan wel
spionnen naar de vijand die onder andere gordijn huisjes zaten. Zij hadden geen
wapens en noemden het daarom dan maar de Koude Oorlog en bedachten het Ijzeren Gordijn. De naoorlogse kinderen
zijn onder de zon van de koude oorlog verwekt en geboren. Omdat nog niet
duidelijk was hoe de wereld zich verder zou ontwikkelen ontstond er een soort
grijs gebied waar in zich zelf gekeerde mensen woonden. Vaders werden bouwvakkers
en bouwden samen met hun vrouwen aan kleine veilig wereldjes waar hun kinderen
het beter zouden hebben dan zij zelf hadden gehad. Daar waren geen regels voor
je deed elkaar na en dan deed je alsof het zo hoorde. Opvoedkundige tips of hoe
je aan geld kon komen haalde je uit de krant of beluisterde je op de radio.
In de krant foto’s van welvarende Amerikaanse gezinnen
en Amerikaanse jeugd die vrije tijd hadden en samen dansten en met open auto’s
naar het strand of naar de film gingen. Sombere beelden uit de Oostblok landen
zorgden er wel voor welke richting de Nederlanders op keken. En Indië die
grote tropische tuin waar zoveel geld was verdiend? Waar zoveel mensen met
weinig bagage en incomplete fotoboeken vandaan waren gekomen? Niet zeuren werd
er gezegd. Pas je aan of ga anders naar Nieuw Guinea want door bouwen wij een
mini Indië zei de Nederlandse regering.
Anton en Julie hadden andere plannen. Julie
had van die aardige begripvolle katholieke Pater van de kerk aan de
Ceintuurbaan gehoord dat nieuw leven de oude wonden zouden genezen. Toen die
kerk in 1969 werd afgebroken zou in dat jaar ook het laatste en twaalfde kind
van Julie en Anton het levenslicht zien. Pas vele jaren later zou Julie ontdekken dat de
‘oude wonden’ door het krijgen van zoveel kinderen niet genezen waren. Anton
had als kind nooit Cowboy tegen de Indianen gespeeld. Hij was of thuis bij
moeder of ging naar school en bracht na schooltijd de boodschappen rond naar
klanten uit het kleine winkeltje van zijn moeder. Pas later na de
tuinbouwschool afdeling bloemen en planten, zou Anton de natuur ontdekken en zou
hij zelf met liefde geplukt worden door vrouwen zoals zijn moeder die
bescherming zochten en handige hulp. De periode van cowboytje spelen in het
door de Duitsers bezette Amsterdam en de jaren daarna was voor Anton voorbij nadat Julie hem tot de orde had geroepen.
Julie was begin 1950 weer zwanger. Hun derde
kind zou in Juni van dat jaar geboren worden en Anton zou voor het eerst sinds
vele jaren in loondienst gaan. Julie en Anton gingen vader en moedertje spelen.
Zij speelden echter liever niet de voorbeelden uit hun jeugd na. Kunstschilder
Karel Appel en zijn vrienden vonden dat het anders moest in de kunst. Zij
brachten ongekend veel kleur aan in het grijze Hollandse klimaat. Julie vond
het prachtig en Anton vond het maar kinderwerk. Toch bleven hun
meningsverschillen noch jarenlang onderhuids. Julie wilde een groot gezin met
een zorgzame vader. Anton wilde een lieve vrouw die hij kon beschermen tegen de
koude oorlog die nog in haar leefde samen met de ongeboren kinderen. Anton had
gewoonweg meer gevoel over. Daar had zijn moeder wel voor gezorgd.
Vanaf 1950 werkte Anton voor de Firma Reynolds als
vertegenwoordiger in schrijfartikelen.
Karel Appel komt oorspronkelijke uit de Amsterdamse Dapperbuurt
twee schilderijen uit 1950
Kinderen gaan na de zomervakantie 1950 weer naar school
1950 Juliana en Bernard op weg naar het monument op de Dam
Nieuwjaarsdag 1950 in de Republiek van Indonesië
Straatbeeld Surabaya 1950
Prins Bernard kwam nog wel eens in Indonesië (klik hier met je muis)
Amsterdam 1950
Het huisvuil wordt opgehaald in Amsterdam
1950 - Het schip 'Generaal Sturgis' komt uit Indonesië in Amsterdam aan.
Amsterdam 1950
Amsterdam 1950
Julie fietste vanaf 1947 in Amsterdam en fietste vroeger door Bandoeng - 1942
Julie is peetmoeder van twee Molukse kinderen.
Julie heeft hen nooit meer terug gezien
maar is altijd aan hen blijven denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten