Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of begin 2018

Boyolali en Julie, een Indisch meisje eind 2017 of  begin 2018

1947 - In Nederland Door Omstandigheden (INDO?)

De kleine bovenetage aan de Amsteldijk was Julie’s eerste eigen woning na een zwerftocht van meer dan 5 jaar. Overhaast had Julie op gezag van de Japanse bevelhebbers eind april 1942 haar ruime knusse woning aan de Niasstraat in Soerabaya moeten verlaten. Met twee jonge kinderen en een enkele koffer. Nu, in mei 1947 had zij voor het eerst weer een woning met een slaapkamer met woonkamer en een klein keukentje met uitzicht op een Hollandse binnentuin.

Anton had de bovenwoning via zijn relaties gevonden. In een stad die zich nog midden in de wederopbouw bevond en waar het grote tekort aan woonruimte nog lang niet was opgelost. Veel meubelen zal Julie niet gehad hebben. Zij was nog maar vijf maanden in Nederland en was met nauwelijks meer dan een koffer met kleding voor haarzelf en haar twee kinderen aangekomen. 


Anton zorgde via zijn kennissen voor het nodige huisraad. Hij kende de vele handelaren van de toenmalige zwarte markten en met geld was indertijd alles te regelen. Julie had geld. Zij had van de marine een flinke som geld ontvangen zijnde het achterstallige salaris en pensioen van haar in 1944 omgekomen echtgenoot William.

Julie was in december 1946 voor het eerst in Amsterdam geweest. In Den Haag had zij de enveloppe met marinegeld in ontvangst genomen en nam de trein naar Amsterdam. Onder geen beding had zij in het contractpension in Markelo willen blijven en daar afwachten of er misschien een huis en baan in het vooruitzicht gesteld zou worden. 


Julie droeg nog steeds het armoedig groene mantelpakje met de warme canvas stof  overjas die haar op Ataka waren uitgereikt door het Rode Kruis. Ataka was een tussenstop geweest tijdens de reis van Indië naar Nederland. Er had daar een klein orkest samengesteld uit Duitse krijgsgevangen muziek gespeeld.

Julie was nooit eerder in Amsterdam geweest. Het Centraal Station was druk en overweldigend. Waar moest zij heen? Julie vroeg een taxichauffeur of hij een goed hotel kende. Ondanks haar kleine gestalte en sjofele kleding had Julie een vastberaden uitstraling gehad die door de taxichauffeur werd beloond met  een korte rit naar het Amstelhotel. Het beste hotel van Amsterdam. Julie legde de grote dikke envelop met geld op de balie van de receptie. De zeer voorkomende hotelmedewerkers schreven Julie in als hooggewaardeerde gast zonder enige blik op haar oude kleding. Julie had kennelijk besloten om haar leven zelf te gaan bepalen. Zij was moe geweest van alle formaliteiten, formulieren, goed raad  en ongevraagde adviezen sinds zij in In Nederland Door Omstandigheden  was aangekomen

Het werk wat zij al snel na aankomst  in Amsterdam zou vinden op een advocatenkantoor aan de Vossiusstraat was saai maar was een goede kennismaking met het naoorlogse Nederland geweest. Dagelijks typte zij de vele problemen uit die Nederlanders met elkaar hadden, op moeizaam verkregen papier met donkerblauw doorslag carbon. Van de andere dames in haar werkruimte kreeg zij tips en adressen waar Julie haar distributie bonnen het best kon besteden. Julie kocht uit voddenkarren met oude kleding en gordijnen de stofjes voor haar nieuwe kleding. Zoals zovele vrouwen die langdurig ondergedoken waren geweest koste het Julie geen enkele moeite om kleding naar de laatste mode uit kranten en tijdschriften te kopiëren.  

Julie had haar twee kinderen bij haar moeder Charlotte achter gelaten in het verre Overijsel. Haar afwezigheid leek legitiem. Natuurlijk zocht zij werk en een huis voor haarzelf en de kinderen. Haar weduwepensioen en de grote som contant geld waren kennelijk niet voldoende aanleiding voor Julie om de luwte te zoeken en tot rust te komen van de jarenlange zwerftocht en ontberingen. 


Voor Julie was overdag hard werken en ’s avonds kleding maken of andere handwerkjes als een noodzakelijke bezigheidstherapie om het verleden weg te drukken om zodoende vermoeid en droomloos in te kunnen slapen. Zij hield voor haar twee jonge kinderen maar kende hen nauwelijks. Vanaf 1943 hadden de jongens elkaar en Julie weinig gezien. 



De oudste was bij haar moeder Charlotte gebleven en de jongste had bij een vriendin van Julie gewoond. Pas eind september 1946 was Julie na grote moeilijkheden in staat geweest om de kinderen en haar moeder uit Bandoeng naar Batavia te halen. De jongste had zich zeer verzet. Hij had bij zijn pleegmoeder Ukkie Sombeek willen blijven. 

Julie had tijd nodig om de voorgaande jaren te verwerken en te wennen aan het voor haar onbekende naoorlogse Nederland. Het alleen zijn in Amsterdam was ook vrijheid voor Julie. Bevrijd zijn van mensen van wie zij afhankelijk was tijdens haar vlucht en onderduik periodes. Bevrijd van de angst om verraden te worden vanwege een bord eten of omdat zij een Indische was met Hollands bloed. In vrijheid zich zelf weer kunnen vinden en na te kunnen denken over een toekomst.

De zakelijke en nuchtere ‘wederopbouw’ houding van de Nederlanders en de soms ruwe maar welgemeende directheid van de Amsterdammers was een schril contrast geweest met de zachtaardige en beleefde toon die Julie gewend was geweest van haar vrienden en kennissen in Indië. Ook het werktempo was veel langzamer geweest. De beschouwelijke levensstijl en de traditionele structuren van de Javaanse samenleving waren volledig onbekend geweest voor de nieuwe relaties die Julie in Nederland aanging. 


Het was Julie meteen opgevallen dat de doorsnee Nederlander nauwelijks enige kennis had gehad over het oude Indië waar opnieuw om gevochten moest worden door jonge Hollanders die rijst alleen kenden als er suiker, warme melk en rozijnen in waren verwerkt.

Anton leek een man van de wereld. Hij kende Amsterdam op z’n duimpje. Hij had in het verzet tegen de Duitsers gezeten. Hij kende Indië omdat zijn zwager Arie ver voor de oorlog duikboot machinist was geweest in Soerabaya. En uit de verhalen van zijn oudere broer Jozef die als marine officier in 1942 had gevochten bij Tarakan. En daarna  gevangen werd genomen door de Japanners. Anton was altijd al een groot liefhebber van speelfilms en documentaires geweest. Hij had veel boeken gelezen over de natuur en was in tegenstelling tot Julie een aanhanger van het Darwinisme. Anton was een groot voorstander van het op afstand houden van de Russen die als bevrijders uit het oosten waren opgerukt.

Julie was voor de wereldoorlog meer een aanhanger geweest van de ‘gebroken geweertje beweging’ voortgekomen uit de ‘nooit meer oorlog’ gedachte. Anton en Julie vonden elkaar wel in het gedachtengoed van de sociaal democraten. Een gedachtengoed wat door beiden verschillend werd ingevuld. Julie was tégen ingrijpen van Nederland in Indonesië en Anton was juist vóór. Julie steunde de ideeën van L.N. Palar. Anton stond meer achter Willem Drees en las de uit het verzet voortgekomen ‘Het Parool’. Waarin dagelijks ook over de strijd om Indië werd geschreven.

Het verlangen naar warmte, liefde en innerlijke rust was er ook bij Julie en Anton geweest. De kale etage aan de Amsteldijk werd als vanzelf een troostrijk liefdesnestje. Elkaar vragen naar het verleden was pijnlijk geweest. Anton vulde zijn dagen met bezoeken aan zijn vrienden uit het verzet en het snorren naar handel. 


Verzamelplaatsen waren het Leidseplein waar zich de café’s Eijlders en Reijnders bevonden. Dé locatie waar kunstenaars, intellectuelen en andere personen met een ‘vrij beroep’ zich onderhielden. Sinds Anton een verhouding met Julie had werden zijn bezoeken aan de chique tearoom Formosa in de Kalverstraat aanmerkelijk minder. Hij was immers ‘bezet’.

Anton was al twee keer eerder bezet geweest. Toch wist Julie in mei 1947 niet veel meer dan dat Anton in ‘scheiding zou liggen’ en dat zijn aanstaande ex-vrouw en Anton zelf, ‘door de oorlog’ uit elkaar waren gegroeid. Was het bescheidenheid of zelfbehoud dat Julie in die eerste periode van samenzijn niet méér aan Anton had gevraagd? 

In de weekenden bezocht en verzorgde Anton zijn oude moeder en Julie bezocht haar kinderen en moeder. Julie en Anton zagen elkaar door de week na het werk en namen afscheid in de ochtend. Het was rond eind juni 1947 dat Julie ontdekte dat zij zwanger was.

Er groeide nieuw leven in Julie. Het lichaam van Julie had zich wonderbaarlijk snel hersteld van de ontberingen van het jaar ervoor in de nu zo ver weg lijkende Boei Lama gevangenis van Ceribon. 

Taxichauffeur Rembrandtplein Amsterdam


De Amstelhal van het Amstel Hotel 


Restaurant-Tearoom Formosa aan de Kalverstraat te Amsterdam


Onze Jongens Overzee


Centraal Station Amsterdam


Middenonder en links van de brug het Amstel Hotel


Een opkoper van vodden en andere bruikbare materialen in Amsterdam


Een van de vele Amsterdamse voddenkarren in de naoorlogse jaren


Visverkoper op  de Nieuwmarkt te Amsterdam


Tijdschrift De Week In Beeld


distributiebonnen voor vrouwen geboren in 1931 of vroeger


Een distributie etalage in Amsterdam


Amsterdam 1947 - Volop eieren zonder bon!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten