De kleine bovenetage aan
de Amsteldijk was Julie’s eerste eigen
woning na een zwerftocht van meer dan 5 jaar. Overhaast had Julie op gezag van
de Japanse bevelhebbers eind april 1942 haar ruime knusse woning aan de Niasstraat in
Soerabaya moeten verlaten. Met twee jonge kinderen en een enkele koffer. Nu, in mei 1947
had zij voor het eerst weer een woning met een slaapkamer met woonkamer en een klein keukentje met uitzicht op een Hollandse binnentuin.
Anton had de bovenwoning via zijn
relaties gevonden. In een stad die zich nog midden in de wederopbouw
bevond en waar het grote tekort aan woonruimte nog lang niet was opgelost.
Veel meubelen zal Julie niet gehad hebben. Zij was nog maar vijf maanden in
Nederland en was met nauwelijks meer dan een koffer met kleding voor haarzelf
en haar twee kinderen aangekomen.
Anton zorgde via zijn kennissen voor het nodige huisraad. Hij kende
de vele handelaren van de toenmalige zwarte markten en met geld was indertijd
alles te regelen. Julie had geld. Zij had van de marine een flinke som geld
ontvangen zijnde het achterstallige salaris en pensioen van haar in 1944
omgekomen echtgenoot William.
Julie was in december 1946
voor het eerst in Amsterdam geweest. In Den Haag had zij de enveloppe met
marinegeld in ontvangst genomen en nam de trein naar Amsterdam. Onder geen
beding had zij in het contractpension in Markelo willen blijven en daar
afwachten of er misschien een huis en baan in het vooruitzicht gesteld zou
worden.
Julie droeg nog steeds het armoedig groene mantelpakje met de warme canvas stof overjas die haar op Ataka waren uitgereikt door het Rode Kruis. Ataka was een
tussenstop geweest tijdens de reis van Indië naar Nederland. Er had daar een klein orkest samengesteld uit Duitse krijgsgevangen muziek gespeeld.
Julie was nooit eerder in
Amsterdam geweest. Het Centraal Station was druk en overweldigend. Waar moest
zij heen? Julie vroeg een taxichauffeur of hij een goed hotel kende. Ondanks
haar kleine gestalte en sjofele kleding had Julie een vastberaden uitstraling
gehad die door de taxichauffeur werd beloond met een korte rit naar het Amstelhotel. Het beste
hotel van Amsterdam. Julie legde de grote dikke envelop met geld op de balie
van de receptie. De zeer voorkomende hotelmedewerkers schreven Julie in als
hooggewaardeerde gast zonder enige blik op haar oude kleding. Julie had
kennelijk besloten om haar leven zelf
te gaan bepalen. Zij was moe geweest van alle formaliteiten, formulieren, goed
raad en ongevraagde adviezen sinds zij
in In Nederland
Door Omstandigheden was
aangekomen
Het werk wat zij al snel
na aankomst in Amsterdam zou vinden op
een advocatenkantoor aan de Vossiusstraat was saai maar was een goede kennismaking
met het naoorlogse Nederland geweest. Dagelijks typte zij de vele problemen uit die
Nederlanders met elkaar hadden, op moeizaam verkregen papier met donkerblauw doorslag carbon. Van de andere
dames in haar werkruimte kreeg zij tips en adressen waar Julie haar distributie
bonnen het best kon besteden. Julie kocht uit voddenkarren met oude kleding en
gordijnen de stofjes voor haar nieuwe kleding. Zoals zovele vrouwen die
langdurig ondergedoken waren geweest koste het Julie geen enkele moeite om
kleding naar de laatste mode uit kranten en tijdschriften te kopiëren.
Julie had haar twee
kinderen bij haar moeder Charlotte achter gelaten in het verre Overijsel. Haar
afwezigheid leek legitiem. Natuurlijk zocht zij werk en een huis voor haarzelf
en de kinderen. Haar weduwepensioen en de grote som contant geld waren
kennelijk niet voldoende aanleiding voor Julie om de luwte te zoeken en tot rust
te komen van de jarenlange zwerftocht en ontberingen.
Voor Julie was overdag
hard werken en ’s avonds kleding maken of andere handwerkjes als een noodzakelijke bezigheidstherapie om het verleden weg te drukken om zodoende vermoeid en droomloos in
te kunnen slapen. Zij hield voor haar twee jonge kinderen maar kende hen nauwelijks. Vanaf 1943 hadden de jongens elkaar en Julie weinig gezien.
De oudste was bij haar moeder Charlotte gebleven en de jongste had bij een vriendin van Julie gewoond. Pas eind september 1946 was Julie na grote moeilijkheden in staat geweest om de kinderen en haar moeder uit Bandoeng naar Batavia te halen. De jongste had zich zeer verzet. Hij had bij zijn pleegmoeder Ukkie Sombeek willen blijven.
Julie had tijd nodig om de voorgaande jaren te verwerken en te wennen aan het voor haar onbekende naoorlogse Nederland. Het alleen zijn in Amsterdam was ook vrijheid voor Julie. Bevrijd zijn van mensen van
wie zij afhankelijk was tijdens haar vlucht en onderduik periodes. Bevrijd van
de angst om verraden te worden vanwege een bord eten of omdat zij een Indische
was met Hollands bloed. In vrijheid zich zelf weer kunnen vinden en na te kunnen denken over een toekomst.
De zakelijke en nuchtere
‘wederopbouw’ houding van de Nederlanders en de soms ruwe maar welgemeende directheid
van de Amsterdammers was een schril contrast geweest met de zachtaardige en beleefde
toon die Julie gewend was geweest van haar vrienden en kennissen in Indië. Ook
het werktempo was veel langzamer geweest. De beschouwelijke levensstijl en de
traditionele structuren van de Javaanse samenleving waren volledig onbekend
geweest voor de nieuwe relaties die Julie in Nederland aanging.
Het was Julie
meteen opgevallen dat de doorsnee Nederlander nauwelijks enige kennis had gehad over
het oude Indië waar opnieuw om gevochten moest worden door jonge Hollanders die rijst alleen kenden als er suiker, warme melk en rozijnen in waren verwerkt.
Anton leek een man van de
wereld. Hij kende Amsterdam op z’n duimpje. Hij had in het verzet tegen de
Duitsers gezeten. Hij kende Indië omdat zijn zwager Arie ver voor de oorlog duikboot
machinist was geweest in Soerabaya. En uit de verhalen van zijn oudere broer Jozef die als marine
officier in 1942 had gevochten bij Tarakan. En daarna gevangen werd genomen door de Japanners. Anton was altijd al een groot
liefhebber van speelfilms en documentaires geweest. Hij had veel boeken gelezen over de
natuur en was in tegenstelling tot Julie een aanhanger van het Darwinisme. Anton was een groot voorstander van het op afstand houden van de Russen die als bevrijders uit het oosten waren opgerukt.
Julie was voor de wereldoorlog
meer een aanhanger geweest van de ‘gebroken geweertje
beweging’ voortgekomen uit de ‘nooit meer oorlog’ gedachte. Anton
en Julie vonden elkaar wel in het gedachtengoed van de sociaal democraten. Een
gedachtengoed wat door beiden verschillend werd ingevuld. Julie was tégen
ingrijpen van Nederland in Indonesië en Anton was juist vóór. Julie steunde de ideeën
van L.N. Palar. Anton stond meer achter Willem Drees en las de uit het verzet
voortgekomen ‘Het Parool’. Waarin dagelijks ook over de strijd om Indië werd
geschreven.
Het verlangen naar warmte,
liefde en innerlijke rust was er ook bij Julie en Anton geweest. De kale etage
aan de Amsteldijk werd als vanzelf een troostrijk liefdesnestje. Elkaar vragen
naar het verleden was pijnlijk geweest. Anton vulde zijn dagen met bezoeken aan
zijn vrienden uit het verzet en het snorren naar handel.
Verzamelplaatsen waren
het Leidseplein waar zich de café’s Eijlders en Reijnders bevonden. Dé locatie
waar kunstenaars, intellectuelen en andere personen met een ‘vrij beroep’ zich
onderhielden. Sinds Anton een verhouding met Julie had werden zijn bezoeken aan
de chique tearoom Formosa in de Kalverstraat aanmerkelijk minder. Hij was
immers ‘bezet’.
Anton was al twee keer eerder
bezet geweest. Toch wist Julie in mei 1947 niet veel meer dan dat Anton in
‘scheiding zou liggen’ en dat zijn aanstaande ex-vrouw en Anton zelf, ‘door de oorlog’ uit elkaar
waren gegroeid. Was het bescheidenheid of zelfbehoud dat Julie in die eerste periode van samenzijn niet méér aan
Anton had gevraagd?
In de weekenden bezocht en verzorgde Anton zijn oude moeder
en Julie bezocht haar kinderen en moeder. Julie en Anton zagen elkaar door de
week na het werk en namen afscheid in de ochtend. Het was rond eind juni 1947 dat Julie ontdekte dat zij zwanger was.
Er groeide nieuw leven in
Julie. Het lichaam van Julie had zich wonderbaarlijk snel hersteld van de
ontberingen van het jaar ervoor in de nu zo ver weg lijkende Boei Lama gevangenis van Ceribon.
Taxichauffeur Rembrandtplein Amsterdam
De Amstelhal van het Amstel Hotel
Restaurant-Tearoom Formosa aan de Kalverstraat te Amsterdam
Onze Jongens Overzee
Centraal Station Amsterdam
Middenonder en links van de brug het Amstel Hotel
Een opkoper van vodden en andere bruikbare materialen in Amsterdam
Een van de vele Amsterdamse voddenkarren in de naoorlogse jaren
Visverkoper op de Nieuwmarkt te Amsterdam
Tijdschrift De Week In Beeld
distributiebonnen voor vrouwen geboren in 1931 of vroeger
Een distributie etalage in Amsterdam
Amsterdam 1947 - Volop eieren zonder bon!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten