Julie had zich in begin 1947 verbaasd over het Nederland wat er zo anders had uitgezien als in de
fotoboeken uit haar jeugd. Ook het gedrag van de Nederlanders was zo
verschillend en niet zoals Julie hen in Indië had meegemaakt. Julie was op haar fiets
verschillende keren door Amsterdam Zuid gereden. Daar waren meer ruimere rijtjeshuizen gebouwd dan vrijstaande villa’s. Grote huizen met kleine tuinen, veelal twee onder een kap die niet te vergelijken waren met de
zwoele villa's in de uitgestrekte wijken in Bandoeng of Batavia zoals Julie en Hella Haasse die gekend hadden.
Wijken zoals de nabijgelegen Pijp en Rivierenbuurt waren dichter bevolkt en de hoge etagewoningen waren zeer veel kleiner en maakten een vermoeide indruk. De stoepen en trottoirs waren wel mooi schoon. De grachtengordel had indrukwekkende gevels. De binnenstad en de Jordaan waren herkenbaar ouder en hadden veel vaak zeer kleine woningen waar de verpaupering en de vele armoedig geklede kinderen haar deden denken aan de crisisjaren van begin jaren dertig in de arme Hollandse buurten van Bandoeng. De zon en de warmte, de exotische planten en bomen en het gezellige leven op straat hadden Bandoeng met z'n prachtige Hollandse buurten maar ook veel kampongwijken nog extra glans en sfeer gegeven. Het winterse Amsterdam was koud, grauw en ongezellig geweest. De Amsterdammers leken altijd onderweg te zijn en wandelden, fietsten of klommen zwijgzaam in de overvolle trams in met vaak verstelde kleding gehuld. De kleding was nog op de 'bon'.
Wijken zoals de nabijgelegen Pijp en Rivierenbuurt waren dichter bevolkt en de hoge etagewoningen waren zeer veel kleiner en maakten een vermoeide indruk. De stoepen en trottoirs waren wel mooi schoon. De grachtengordel had indrukwekkende gevels. De binnenstad en de Jordaan waren herkenbaar ouder en hadden veel vaak zeer kleine woningen waar de verpaupering en de vele armoedig geklede kinderen haar deden denken aan de crisisjaren van begin jaren dertig in de arme Hollandse buurten van Bandoeng. De zon en de warmte, de exotische planten en bomen en het gezellige leven op straat hadden Bandoeng met z'n prachtige Hollandse buurten maar ook veel kampongwijken nog extra glans en sfeer gegeven. Het winterse Amsterdam was koud, grauw en ongezellig geweest. De Amsterdammers leken altijd onderweg te zijn en wandelden, fietsten of klommen zwijgzaam in de overvolle trams in met vaak verstelde kleding gehuld. De kleding was nog op de 'bon'.
Julie had aangevoeld dat
de anonimiteit in de grote stad meer bij haar zou haar passen dan het leven op het
Hollandse platteland zoals zij dat had leren kennen in het kleinstedelijke Markelo waar haar moeder zorgde voor haar twee kinderen.
Inmiddels had moeder Charlotte contact met twee van haar zussen die als weduwe
uit Indië in Den Haag waren ondergebracht in contractpensions. In Voorburg
woonde een aangetrouwde nicht van Julie. Het was familie van haar in juni 1944
omgekomen echtgenoot William. De details
omtrent zijn overlijden had zij begin december 1946 in Doorn vernomen.
Julie was door de Marine met meerdere officiersvrouwen opgeroepen om naar Doorn te komen en had aldaar in de
ontvangstzaal van Huis Doorn een officiële akte gekregen en vernomen dat zij weduwe was
geworden en dat zij recht had op een pensioen. Toen was er surrogaatkoffie ingehouden
gesnik en het zetten van handtekeningen. Pas vele jaren later zou
Julie ontdekken dat het merendeel van de uit Indië teruggekeerde Nederlanders
en de meer dan 200.000 naar Nederland verscheepte Indo-Europeanen geen enkele
aanspraak op achterstallig salaris of vergoeding van geleden schade hadden. In
tegendeel zij moesten hun overtocht zelf betalen en ook hun verblijfskosten in
de contractpensions werden in rekening gebracht of ingehouden op het salaris
als men er in was geslaagd een baan te vinden. Het Nederlands-Indische gouvernement was immers zelfstandig geweest en de repatrianten moesten maar bij hen verhaal gaan halen.
De Nederlandse regering
was armlastig en er werd in maart 1947 na vele maanden onderhandelen met de
Indonesische Republikeinen een overeenkomst gesloten in Linggadjati, een
bergdorp op Java. Een overeenkomst die Nederland op 20 juli 1947 weer op zou
zeggen en die het begin van de eerste politionele actie in Indië in zou luiden. Het begin van een buitengewoon dure actie waar Nederland eigenlijk het geld niet voor had. Nederland was al in 1946
zeer verdeeld geweest over het uitzenden van dienstplichtige militairen. De
voor en tegenstanders hadden elkaar echter in evenwicht gehouden en er was
uiteindelijk minder bezwaar tegen militair ingrijpen vanwege de economische
belangen die op het spel stonden. Uiteindelijk zouden deze regeringsbesluiten
Nederland meer verlies dan winst opleveren en er zouden weer veel nieuwe Indo kinderen bijkomen omdat opnieuw de waarschuwing van Dr.Kohlbrugge uit de jaren
’30 in de wind werd geslagen.
Op hulp en opvang van deze
nieuw geboren Indo kinderen door bijvoorbeeld Pa van der Steur kon men echter
niet meer rekenen. Pa van der Steur was op 16 september 1945 door verzwakking
en hongeroedeem gestorven nadat hij meer dan 7000 kinderen van met name
Hollandse soldaten had opgevangen en opgevoed. Julie wist precies hoe zij
zich onopvallend en bijna onzichtbaar door Amsterdam moest bewegen. Die
oefening had zij in het oude Batavia wat nu Jakarta heet met glans doorstaan. Toch was het in Nederland anders. Op Java had Julie zich zeer Nederlands en 'blank' gevoeld. Eenmaal in Nederland aangekomen let men Julie dagelijks merken dat zij toch echt wel bij de 'zwarten' hoorde. Zij werkte hard en zwijgzaam op het advocatenkantoor aan de Vossiusstraat en fietste ’s
avonds snel naar haar kamer op de Helmholzstraat in Amsterdam Oost. Van haar salaris
en pensioentje kocht Julie van de voddenkarren oude kleding die zij omnaaide
tot kleding voor haar zelf en tot kinderkleding voor haar twee jongens die zij in de weekeinden bezocht.
Tegen haar moeder die voor de jongens zorgde had zij niet veel te zeggen. Hun relatie werd overschaduwd door gebeurtenissen die al ver voor het begin hadden plaatsgevonden.
Julie wist zich ook niet
zo goed raad met haar twee kinderen. De oudste was zes jaar oud en de tweede
net 5 geworden. Julie had de kinderen door de oorlogsomstandigheden in Indië
nauwelijks zien opgroeien en sinds de aankomst in Nederland was zij innerlijk zeer
aangeslagen geweest door het bericht over haar omgekomen echtgenoot en de
praktische problemen in het zich nog steeds herstellende Nederland. Veel
goederen en voedselproducten waren nog op ‘de bon’. En er was een zeer groot
gebrek aan woonruimte. Julie had de stad en haar
werk nodig om tot zich zelf te komen. Overdag achter de schrijfmachine. ’s
Avonds handwerken op haar kamer in het kosthuis. Haar hospita was een
oorlogsweduwe die Hollands eten kookte en Julie soms uitnodigde bij de kolenkachel
in de huiskamer waar beiden in rust en onder het licht van de schemerlamp hun
stil verdriet investeerden in het verstellen van kleding of borduursels.
Julie heeft over haar
ervaringen in de oorlog weinig willen vertellen. De schrik en afschuw zat er goed in.Anderen, zoals Bep Vuijk die niet ver bij Julie vandaan in een kamp verbleef schreef in
1945 aan haar vader W.H. Vuijk;
Deze afgelopen 3,5 jaar
zijn ontzettend zwaar geweest, maar nu ze achter ons liggen ben ik tevreden dat
ik ze heb meegemaakt. Ik heb fel en intens geleefd in de onmiddellijke
nabijheid van de dood. Velen van ons zijn weggevlucht in mystiek, ik ben steeds
nuchterder en reëler geworden".
Nadat ze de
eerder beschreven marteling door de Kempeitai heeft verteld vervolgt ze: "En nu dit achter mij ligt voel ik een
wilde triomf dat ik naar lichaam en geest ongedeerd en met de winst van een
grotere zelfkennis door deze gruwelijke periode ben heen gekomen, bewuster ben
geworden en leven en mensen beter kan verstaan".
Meer dan 25
jaar later, zal schrijfster Bep Vuijk het effect beschrijven die de marteling
door de Japanse militaire politie, de Kempetai op haar heeft gehad:
Doodgaan is de laatste taak die we moeten volbrengen. Dat
had ik gedacht, die weken als gevangene van de Kempeitai, toen de Japanse
officier met de hagedissenogen, onbeweeglijk donkere ogen die aan je voorbij
keken, mij had verteld, dat ik onthoofd zou worden. Nu na al die jaren, na
vijfentwintig jaar, herken ik in dat indenken van de dood een element van
magisch afweer. De gruwelijkheid symbolisch ondergaan om haar daarom niet te
hoeven ondergaan. Het naakte leven er afbrengen, daar alleen kon je op hopen.
Ich habe mein Leben auf Nichts gestellt.
Het zijn teksten die zeer
dicht bij Julie en haar naoorlogse levenshouding staan en gelden voor vele
andere vrouwen uit voormalig Nederlands-Indië. De angsten die Julie heeft gehad
tijdens haar vluchtjaren voor de Kempeitai hebben tijdens haar 7 maanden verblijf
in de stinkende Boei Lama gevangenis plaats gemaakt voor een innerlijke rust en
overgave aan de wijze waarop zich het leven van dag tot dag zou gaan aandienen.
Alles was beter dan ‘niets’, want ‘niets’ was de dood.
Bep Vuijk uit zich
sarcastisch met het zinnetje Ich habe
mein Leben auf Nichts gestellt. Zij verwijst hierbij naar een visionair lied
van Johann Wolfgang Goethe uit 1806 :
1947 zou een jaar met 4
hittegolven worden. Ongekend voor Nederland en hart en huid verwarmend voor
Julie. De knappe lange man van de schrijfmachines op Julie’s werk stond vanaf begin
april tijdens de lunch pauze steeds vaker bij het hek van het Vondelpark op
Julie te wachten. Hij nodigde haar dan uit voor de een middagbroodje in een
lunchroom in de Leidsestraat. Julie
voelde zich wel gecharmeerd door die goed geklede man. Anton vertelde haar dat hij
bioloog was maar door de vooroorlogse crisis en daarna de oorlog niet had
kunnen studeren. Hij handelde in schrijfmachines en andere zaken om aan een
inkomen te geraken. Het liefst had hij echter al vóór de oorlog in Indië willen
studeren en werken. Dan had hij verschrikkingen van de oorlogsjaren in
Amsterdam kunnen ontlopen. Het was daar naar zijn idee en volgens vele andere
Nederlanders nooit zo verschrikkelijk geweest als in Europa. Julie glimlachte
beschaafd toen hij toevoegde dat Indische meisjes zo anders en zo bescheiden waren.
De zomer begon in 1947 al
op 8 mei de temperatuur en aan het eind van de maand was het in Amsterdam al
hoger dan 30 graden geweest. Het bracht de stad en haar bewoners in een warme
roes. Anton had voor Julie een kleine bovenetage aan de Amsteldijk gevonden.
Hij hielp die dag met de verhuizing en is meteen blijven slapen en daarna niet
meer weggegaan. Julie wist nauwelijks iets over hem. Hij had wel verteld dat er meer dan 50.000 bomen in Amsterdam waren gekapt om als brandstof tijdens de lange hongerwinter van 1944 te dienen.
Julie maakt ook via de Libelle kennis met de
Hollandse zeden en gewoonte's
Het eerste monument op de Dam in - Amsterdam 1947
Er waren vanwege schaarste nog veel goederen en
consumptie artikelen op 'de bon'
Een 'het Indië beleid' propaganda poster bedekt door een Velpon reclame
- Amsterdam 1947
In juni 1947 verschijnt de eerste uitgave van 'Het Achterhuis' een boek over het leven van Anne Frank en haar familie in Amsterdam tijdens de oorlogsjaren.
Indië 1947 pro Soekarno en Hatta teksten tegen de voorstellen en aanwezigheid van Nederland in Indië. Van Mook en v.d. Pals zaten in Linggadjati met hen aan de onderhandelingstafel.
Tijdens 1 van de 4 hittegolven in Nederland 1947
Christian Dior introduceert in 1947 zijn baanbrekende 'New Look'
die ook Julie zou inspireren.
Christian Dior in 1947 met modellen die zijn nieuwe collectie dragen
Tijdens de hittegolf in Amsterdam bakken twee mannen een eitje op de hete stoep.
Op het strand werd tijdens de hittegolf van 1947 gedanst
met op de achtergrond een oorlogsbunker
Damesblad 'Eva' wenst de Nederlanders prettige feestdagen in 1947
Geen opmerkingen:
Een reactie posten